VERSLAG

VAN DE COMMISSIE VAN BESTUUR VAN HET PROVINCIAAL MUSEUM VAN OUDHEDEN EN GESCHIEDKUNDIGE VOORWERPEN IN DRENTHE, TE ASSEN, UITGEBRACHT AAN DEN COMMISSARIS DER PROVINCIE DRENTHE, OVER HET JAAR 1942.

Aan den Heer Commissaris der Provincie Drenthe.

De Commissie van Bestuur van het Provinciaal Museum van Oudheden en Geschiedkundige Voorwerpen in Drenthe heeft de eer U het verslag over het jaar 1942 aan te bieden, zooals dit is vastgesteld in hare vergadering van 19 Juni 1943.

Ook in het afgeloopen jaar heeft de dood ons niet gespaard door Dr J. H. C. Deelken te Assen uit ons midden weg te nemen. Met de Heeren Dr J. F. Buisman Jr. te Hoogeveen, J. Poortman te Meppel en Dr R. D. Mulder te Assen (thans te Haren woonachtig) deden drie nieuwe leden hun intrede in onze Commissie; zij hebben de plaatsen ingenomen van respectievelijk den Heer Ferd. Lieftinck te Haren, die onze Commissie in 1941 had verlaten, en de Heeren C. I. Korteweg te Smilde en H. C. Derksen te Coevorden,. die in laatstgenoemd jaar waren overleden. De zetel, welken de Heer Korteweg in het Dagelijksch Bestuur bekleedde, werd ingenomen door den Heer Mr. A. W. Westra van Holthe te Zuidlaren, die reeds eenige jaren in onze Commissie had zitting gehad.

De concierge-amanuensis B. J. Stuit heeft ook in 1942 wederom tot groote tevredenheid van den Conservator en het Dagelijksch Bestuur zijn werk verricht.

Het Dagelijksch Bestuur vergaderde in het afgeloopen jaar zes malen, terwijl de Jaarvergadering onzer Commissie op 18 Juli heeft plaats gevonden. Na afloop daarvan werd Prof. Dr A. E. van Giffen gehuldigd ter gelegenheid van het feit, dat hij vijf en twintig jaren als Conservator aan het Museum verbonden was geweest, waarbij Mr G. A. Bontekoe te Oosterwolde de gevoelens onzer Commissie ten opzichte van persoon en arbeid van den jubilaris vertolkte.

Op uitnoodiging van de Rijkscommissie voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft de Secretaris onzer Commissie als haar afgevaardigde op 19 Augustus een vergadering te Leiden bijgewoond, waar de vertegenwoordigers der erkende lokale instellingen op het gebied van het oudheidkundig bodemonderzoek een aanbeveling opmaakten voor het benoemen door den Secretaris-