door mijn het onderzoek is door hem niet uitgeput, en al kunnen wij in het algemeen van de legerplaats van Emmen zeggen, dat zij een verdediging was tegen bewoners van het Zuiden, daar zij achter een wildgraaf of landweer ligt, die het groenland van den esch in rechte lijn van Oost naar West verbond, de opdelvingen daarin hebben te weinig aan het licht gebracht om er den tijd uit te bepalen. Hangen de grafheuvels daarmede samen, zooals Jans s e n meent te moeten aannemen, dan zouden zij worden teruggebracht tot den tijd der oudere duitsche stammen, die dan wellicht tegen de Kelten zich hierachter verschansten. PI. XX.

De Zaalhof is een dergelijke verschansing, doch langwerpig vierkant van vorm en later dan de bewoning der Kelten' immers, de wal is over een verstoord hunebed geslagen. Sporen van na-keltische beschaving zijn daar echter niet gevonden”.

Tot zoover P 1 e y t e .

In Mei 1925 werd, ter gelegenheid eener excursie van het Nationaal Bureau voor Anthropologie naar de Provincie Drente, onder leiding van wijlen Dr H. A. Poelman en ondergeteekende, ook het hier bedoelde terrein bezocht

En zoo zal het na deze, in verhouding lange, inleiding begrijpelijk zijn, dat wij, ondanks het slechte jaargetijde en ondanks de momenteel geheel onvoldoende fondsen, toch besloten tot een proefgraving, hoe klein dan ook.

Het korte bericht daarover betreft dus ook hier weer de aanvulling van een, in dit geval kleine, lacune in de reeks van opgravingsverslagen, welke tot nu toe gepubliceerd werden.

De slechts tweedaagsche opgraving geschiedde met behulp van zeven arbeiders. Daarbij verleenden, als gewoonlijk, de Heeren L. Postema enj. Lanting, destijds teekenaar achtereenvolgens voorgraver bij het Biologisch-Archaeologisch Instituut te Groningen, hunne medewerking. In het geheel zijn toen een zestal tumuli,l-VI, gelegen in de perceelen, kadastraal bekend, Gem. Emmen, Sectie C, Nos 3808 en 3809 (Afb. 27 ; b),voor een kleiner of grooter gedeelte opgegraven. Ter verduidelijking diene de opgravingskaart Afb. 17, waarop als nevenkaartje C de opmetingen van Van A p k e n opnieuw gereproduceerd zijn naar het origineel op het Rijksarchief te Assen.

Tumulus I (Afb. 17 : I, prof. A en B), hoog 0.90 m (top 20.40, zool 19.50 m+ N.A.P.), d. circa 9 m, was gelegen in het boven genoemde kadastrale

t) Blijkbaar bedoelt Ple y t e hier Janssen.

Vergel. Agenda Tan een excursie van het Nationaal Bureau voor Anthropologie naar het Noorden van Nederland op Zaterdag en Zondag 23 en 24 Mei 19251 P- 7 8.