Tumulus 4 was blijkens de daarin gevonden nabijzetting, t.w. een um uit den urnenveldentijd, uit den voorafgaanden, hetzij jongeren steen-, hetzij bronstijd. De urn is namelijk hooghalzig, behoorende tot den jongeren brons- of ouderen ijzertijd, Wessenstedttype (Afb. 16 : N, 10) (750—600 V. Chr.).

Tumulus 5 staat genoteerd als neolithisch.

DE ZUIDELIJKE TUMULIGROEP OP HET EEXTER VELD, GEM. ANLOG

(Afb. 13-15 en 16 : Z)

Terloops zijn in Juli 1929 enkele proefgaten gemaakt in een tiental grafheuvels, circa 1 km W. van Eext, op den zuidrand van het Eexter Veld, tusschen Eext en Anloo, onmiddellijk ten noorden van de zgn. Kampakkers, een kleine 300 m N.W. van het Eexter hunebed D XII (Afb. 24 : b en 30). Zij waren gelegen in perceel No 1400, Sectie M, Gem. Anloo, toebehoorend aan den Heer W. Hom a n te Eext. Wij werden destijds gewaarschuwd door den Heer G. Ess i n g aldaar, die, dit zij hier met volledige waardeering gezegd, alles deed om ons het doen van eenige waarnemingen te vergemakkelijken, alvorens de grafheuvels der algeheele vernieling werden prijs gegeven. De destijds voorgenomen ontginning is evenwel nog steeds niet ten volle uitgevoerd, zoodat de tumuli thans nog ten deele aanwezig zijn. Van een behoorlijk systematisch oudheidkundig bodemonderzoek kon echter onder de toenmalige omstandigheden geen sprake zijn. Het volgende kan dan ook alleen worden aangemerkt als het resultaat van een steekproef.

Het summiere onderzoek had dan plaats in Juli. Daarbij verleenden, als gewoonlijk, de Heeren L. Postema en J. Lanting, als teekenaar achtereenvolgens voorgraver, hun bekende medewerking. De bewuste groep tumuli bestond uit tien stuks, door ons genummerd: 1-8 en 2a-Za (Afb. 16). Zij waren, toen met de proefgravingen werd begonnen, reeds grootendeels overgeploegd. Bovendien waren vele te voren al ingegraven. In het algemeen bleken zij te zijn opgetast van omgekeerd gelegde heideplaggen, vermoedelijk op een gepodsoleerden ondergrond. Slechts een tweetal bestond uit grijs of grijsgrauw zand; de beide hiertoe behoorende heuvels (Afb. 16 : Z 1 en 2) lagen op oud bouwland, dat zich blijkbaar ook nog tot buiten de heuvels uitstrekte en nog altijd uitlokt tot een nader onderzoek. Dit laatste is te meer het geval, omdat er ook onmiddellijke nederzettingssporen onder een der heuvels (Afb. 16 : Z 8) werden aangetroffen, terwijl een zgn. heidensche legerplaats er tegen verloopt. Het waren overigens, zooals wij onder zullen zien, typische