Kraaghalsfleschjes
Niet aanwezig.
:. Terrinevormen (Afb. 8 : 3/)
5 (1927/IX 3/) (Afb. 8 : 3/) Schouderbuikscherfje van kleinen terrinevorm, versierd met afhangende diepsteekgroeflijnen, afgewisseld met liggende wikkeldraadlijnen. Oppervlak enz. als voren No 2, doch kleur donkerbruin.
d. Emmervormen
Niet aanwezig.
/. Kommen en nappen (Afb. 8 : Zg-h)
6 (1927/IX 3g) (Afb. 8 : 3g) Versierd boven-buikscherfje, vermoedelijk van kommetje. Oppervlak mat, overigens als voren No 5.
7 (1927/IX sh) (Afb. 8 : Randscherfje van kom, versierd met twee rijen naar links ingestoken, staande indruksels. Oppervlak enz. als voren No 5, doch kleur geelbruin.
g~i. Zuignap j es, amphoren en rand-ofhalskommen Niet aanwezig.
j. Bijzondere (overgangs- en bastaard-) vormen (Afb. 8 : Zi)
8 (1927/IX 31) (Afb. 8 : 31) Rand- en buikscherven en samengesteld bodemfragment van tonvormigen beker, zonair versierd met diepsteekornament, vermoedelijk onder en boven drie omloopende rijen, waartusschen een vischgraatvormige band.
k. Varia (Afb. 8 : Zj~m)
9 (1927/IX 3;) (Afb. 8 : 37) Buikscherfje, versierd met vier staande diepsteekgroeflijnen en één liggende. Oppervlak enz. als voren No 5.
10 (1927/IX Bodempje. Oppervlak enz. als voren No i.
II (1927/IX 3<’) Buikbodemfragment van kom of terrine. Oppervlak enz. als voren No i, doch kleur bruin.
12 (1927/IX 3w) Eén randscherf en drie buikscherven van onversierden, dikwandigen pot. Oppervlak als voren No 2, doch kleur lichtbruin.
11. STEEN
a. Beitels (Afb. 8 : 3n)
13 (1927/IX 3n) (Afb. 8 : 3«) Smaltoppig, onvolledig geslepen beiteltje met herhaaldelijk bijgeslepen snede; zijvlakken bol; vóór- en achtervlak zeer smal. Doorsnede even afgeknotbiconvex. Vuursteen donkergrijs.
b. Schrabbers en krabbers
Niet aanwez g.