b-c. Grootere potbekers en verbasterde, dikwandige, zachtge b a k k e n potbeker v o r m e n met nagel- en vingertopindruksels

Niet aanwezig.

11. STEEN (Afb. 8 : 2/-m)

a. Beitels

Niet aanwezig.

b. Schrabbers en krabbers (Afb. 8 : 2/)

6 Min of rechthoekige, platte schrabber met geretoucheerde lange kanten; vermoedelijk secundair bewerkt artefact, zijnde een fragment van een dolkspaan, waarvan het bolle vlak is geslepen, van lichtgrijzen vuursteen.

Pijlpunten (Afb. 8 : 2g-j)

7 (1927/IX 2g-/) (Afb. 8 : zg-j) Drie dwarsstandige pijlpunten met geretoucheerde opstaande zijden, van lichtgrijzen vuursteen.

d. Varia (Afb. 8 : 2k-m)

8 (1927/IX 2k-l) (Afb. 8 : xk-l) Twee splinters van lichtgrijzen vuursteen.

9 (1927/IX 2»») (Afb. 8 : 2»») Pompoenvormige klopsteen, met verschillende slijpvlakken, van kwartsiet.

lII—IV. BARNSTEEN en METAAL

Niet aanwezig.

NIET-ARTEFACTEN

10 (1927/IX 2») (Afb. 8 : 2») Drie stukjes van gecalcineerde menschenbeenderen. Pijpen kruinbeenfragmenten.

D Xlllb

I. AARDEWERK

A. Echt Hunebedden a a r d e w e r k

(. Trechter (hals) bekers (Afb. 8 : Za-e)

I (1927/IX 3«-i) (Afb. 8 : 3«-6) Hals- en buikscherf van zacht geprofileerden trechterbeker, versierd met afhangende, effen groefUjnen. Oppervlak mat. Kleur geelbruin. Grondmassa fijn.

3 (1927/ÏX 3c) (Afb. 8 : 3c) Onder-buikscherf van trechterbeker, versierd als voren. Oppervlak vrij glad. Kleur roodbruin. Grondmassa fijn.

3 (1927/IX 3d) (Afb. 8 : 3<f) Randscherf van kleinen trechterbeker. Oppervlak enz. als voren.

4 (1927/IX ze) (Afb. 8 : 3«) Schouderbuikscherf van groeten, dikwandigen trechterbeker versierd met breede, gladde groefUjnen. Oppervlak mat. Kleur donkerbruin. Grondmassa met grovere bijmengselen.