/. Schotels, kommen en nappen (Afb. 7 ; 2e-g)
'erd;
6 (1923/I 2e) (Afb. 7 : 2e) Buikscherven van kom, versierd met afwisselend staande rechte en liggende zigzagvormige groeflijnen. Oppervlak enz. als voren No 5, doch geelgrijs.
onversierd:
7 (1923/I 2/) (Afb. 7 : 2/) Gebroken en onvolledige, doch gerestaureerde nap met oortje(s). Oppervlak enz. als voren no i.
8 (1923/1 2g) (Afb. 7 : 2g) Enkele fragmenten van onversierde kom. Oppervlak glad. Grondmassa mst steengruis. Kleur bruin.
9 (1923/1 zh-i) Fragmenten van twee onversierde kommetjes. Oppervlak enz. als voren No 8.
g-i. Zuignap] es, amphoren, en rand- of halskommen Niet vertegenwoordigd.
j. Bijzondere (overgangs- en bastaard-) vormen (Afb. 7 ; 2?)
10 (1923/I 2j) (Afb. 7 : 2;) Hals-buikgedeelte van vieroorige (?), versierde pot, misschien van buidelvormig type, met ingesnoerden, conischen hals. Oppervlak enz. als voren No 2, doch roodbruin.
II (1923/I 2k) (Afb. 7 : 2k) Onvolledig, gerestaureerd, onversierd, wijdbuikig potje met scherp afgezetten, iets toeloopend- kraagvormigen hals. Buik afgeknot-gedrongen-peervormig. Oppervlak enz. als voren No 2, doch grijsbruin.
12 (1923/I 2l) (Afb. 7 ; 2l) Onversierde randscherven, dito van kleur en materiaal als voren No 11, wellicht hierbij beboerend.
B. Ander aardewerk.
Niet aanwezig.
11. STEEN
13 {1923/I 2»i) (Afb. 7 : 2m) Stompe, kegelvormige nucleus van donkergrijzen vuursteen.
14 (1923/I 2n) (Afb. 7 : 2n) Breede trapezoidale pijlpunt van grijzen vuursteen.
*5 (1923/I zo-p) (Afb. 7 : zo-p) Twee puntige schilfers van lichtgrijzen vuursteen.
TWEE VERNIELDE HUNEBEDDEN, D XIIIö en c, TE EEXT, OEM. ANLOO
(Afb. 8 en 10 : c)
In den vorigen Almanak gaf ik een verslag van een na-onderzoek van den zgn. Eexter grafkelder D XIII *). De laatste diende, zooals men daar kan zien, mede als demonstratieobject bij de excursie, die in Drente werd gehouden ter gelegenheid van het derde Internationale Congres voor Anthropologie en
*) N. Dr. Volksalm. 1943, p.p. 103.