al vormen deze klaarbUjkelijk het eindlid in den schakel: hunebed – schachtgraf.
deze korte mededeeling, in hoofdzaak ter wille van de statistiek besluiten met een volledige beschrijving van de vondsten waarbij Me^ T r V ull e n mij ter zijde stond. Zij vervaardigde ook de desbetreff' H teekenineen (Afb 7). Deze vondstbeschrijving spreekt overigens voor Ï zelT“ -houd der juist ter vergelijking aangehaalde graven, 'trekt daarbij het voorkomen van Lsfleschjes en der emmervormen de onmiddelhjke aandacht.
VONDSTBESCHRIJVING
D Xllla
I. AARDEWERK
A. Echt Hunebeddena ar d e w er k
a. Trechterhalsbekers (Afb. 7; 2) _
3» (Afb 7 • 2) Gebroken en onvolledige, doch gerestaureerde ‘ wijfuLtainden hals. Buik versierd met afhangende groefhjnen. Oppervlak mat. M glflt. Grondmassa fijn.
b. Kraag (halsifleschjes (Afb. 7 : 2a-c)
Br„ttru."d rs=/atnjnae .oepies U„,e en .o.e diepstee.- ® 1 1 1 j oranifi-bruin. GrondmEsss fijn. eroeflijnen. Oppervlak glad. Kleur Vr«., radiair versierd met grove
3 (“i923/I (Afb. 7 Bovendeel No 2. doch donkergrijs ountsteek; evenzoo bovendeel buik. Opp Wraarfleschje. Oppervlak
4 (1923/1 zr) Enkele scherven van buik en bodem van onvers.ci. et«. als voren No 2. doch donkerbruin.
c-d. Kruik- en terrinevormen
Niet vertegenwoordigd.
Emmervormen (Afb. 7 : 2i) ... „.rsierde emmer met vier liggende tunneloortjes.
5 (x.,33/1 .i) (Afb. 7 Bavenpatroon zonair versierd f . en met afsluitgordel van breede, middengordel van groepen staande !_etoopsgewijs versierd met staande, lange liggende diepsteekgroeflijn. Benedenpatmon P g . y of. a. vischgraatefkortediepsteekgroeflijnen; putjes; r. vakjes vormig gearrangeerde lijntjes; b. in horizontale I Kleur grijsbruin, met verloopen kruissteekvormige verdiepingen. Oppervlak verw Grondmassa vrij grof.