van een koepelvormigen houtbouw, doch veeleer geldt dit in sommige gevallen voor het binnenspoor, de begrenzing van den grafbouw in engeren zin. Naar de koepel- of bijenkorfvormige structuur daarvan zou men de bewuste heuvels ik denk hierbij bijv. aan die op de Eeze in Steenwijkerwold en het Noordsche Veld bij Zeijen i) —, ook naar analogie van de beroemde voorbeelden uit de Mykeensche en de West-europeesche hunebeddencultuur, met recht koepelgrafheuvels hebben kunnen heeten. Ter voorkoming van verwarring met de zgn. (Veluwsche) koepelgraven, die vooral door de suggestieve, in tallooze schoolboekjes opgenomen, desalniettemin verwerpelijke reconstructie, reeds algemeen bekend, ik zou bijna zeggen, ingeburgerd zijn, heb ik dien naam vermeden. En zoo heb ik de bewuste tumuli liever bijenkorfgraven of -grafheuvels genoemd, hoezeer zij anders ook op de benoeming koepelgraven aanspraak hadden kunnen maken 2). De Veluwsche koepelgraven ontberen echter, zooals reeds sedert jaren herhaaldelijk werd betoogd, eiken grondslag; zij berusten niet op tastbare gegevens. De onderstelling van hun bestaan als werkhypothese is desalniettemin uiterst vruchtbaar gebleken.

VONDSTBESCHRIJVING

I. AARDEWERK (Afb. 6 : 1-3)

I (1928/111 2) (Afb. 6 : 2) Buikscherf, versierd met horizontale (diepsteek) groef lijnen met pijlvormige indruksels, van zgn. potbeker. Oppervlak verweerd. Kleur donkergrijs. Grondmissa met zeer grove bijmengsels van graniet en ander gesteente. Aeneolithicum. Losse vondst in heuvellichaam. ,„.,i„4r,,ksels

3 (1028/111 tl (Afb. 6 ; 3) Boven-buikscherf met omloopenden, door nagelindruksels geharceerden richel, van overigens onversierd potbekertje. Oppervlak verweerd Kleur lichtbruin. Grondmassa fijn, met grove bijmengsels van granietgruis. Aeneolithicum. Losse vondst in heuvellichaam, vak E 4.

t (1028/1111) (Afb. 6; i) Plat, boven concaaf standvoetfragment van dikwandip, hoog – wLrschijnlijktonvormigenpot. Oppervlak mat. Kleur roodachtig lichtbruin. Grondmassa fijn. met grove bijmengsels. Bronstijd.

massa iijii, met Losse vondst in heuvellichaam, vak E 4*

n. STEEN. (Afb. 6 : 4)

a <iq2B/111 4) (Afb. 6 : 4) Gesteelde, driehoekige pijlpunt, met midden- of schachtdoom " in tee afgebroken weerhaakjes. Bijna het geheele oppervlak geretoucheerd. Uchtgrijze vuursteen. Aeneolithicum of oudere bronstijd.

Gev. in vulling randsloot, vak B 6/7, ± S-65 + N.A.P.

1) l.c. Bauart, p.p. 122, Abb. 82—83, resp. p.p. 135. Abb. 100—103.

*) l.c. Bauart, p. iBo.