d. Krabbers en schrabbers (Afb. 4 : 17, 23)
112 (i928/Hli69)(Afb. 4: 17) Ovaal, eenerzijds behouwen, rondom geretoucheerde krabberschrabber van grijzen vuursteen.
113 (1928/111 170) (Afb. 4 : 23) Nagelvormig fragment van krabber, op doorsnede driehoekig. Het afgeronde einde met vrij steile retouche. Het eene smalle (spaan)vlak geslepen, dus secundair bewerkte spaan van geslepen bijl. Vuursteen grijs.
e. Varia (Afb. 4 : 16, 18 en 19)
114 (1928/111 171) (Afb. 4 : 19) Op doorsnede trapezoïdale vuursteenen spaan met klopsporen aan het eene uiteinde, blijkbaar afgesprongen van een klopsteen. Vuursteen grijs.
H 5 (1928/111 172) (Afb. 4 : 18) Merkwaardig puntig vuistbijltje met natuurlijken top, doch overigens behouwen, op doorsnede rhomboïdaal. Hén rand eenigszins geretoucheerd (gebruikssporen). Vuursteen bruingrijs.
116 (1928/111 173) Breede spaan, op doorsnede driehoekig, waarvan het eene smalle vlak met dwarse, langgerekte oppervlakte-retouches. Vuursteen grijs.
117 (1928/111 174) Mootje van lange spaan van blauwgrijzen vuursteen. 118 (1928/111 17S-178) Vier korte, nucleusvormige artefacten van grijzen vuursteen.
119 (1928/111 179-183) Vijf splinters van geslepen bijl.
120 (1928/111 184) 75 onregelmatige, kleine tot vrij groote splinters en stukjes afval (schilters) van vuursteen. A f . % . – A. 4 KA —A J A .A. .A aI. AA 1 A. A«" AW A A
121 (1928/111 185) (Afb. 4 : 16) Min of meer afgeknot-ovale, rondom geheel geretoucheerde, dunne lamel van een tamelijk groote spaan, afgeslagen van het zijvlak van een groote, waarschijnlijk smaltopplge bijl van lichtgrijzen vuursteen. Een secundair artefact, speciaal de eene van de beide geretoucheerde, lange kanten met „hoogglans” vermoedelijke een deel van de samengestelde snede van een sikkel, of wel van een, van een houten handvat voorzien zaagje.
111. SIERADEN VAN BARNSTEEN OF GIT
122 (1928/111 186-188) (Afb. 4 : S. 7. 8) Drie centraal doorboorde ring- en cylindervormige kralen van gecraqueleerden barnsteen.
123 (1928/111 187) (Afb. 4 : 6) Ongeveer schijfvormige, centraal doorboorde kraal van git.
IV. METAAL
Ontbreekt.
NIET-ARTEFACTEN
124 (1928/111 190) Stuk graniet met halfcylindrisch springgat; blijkbaar springstuk van een der oorspronkelijke keldersteenen.
12$ {1928/111 191-I9S) Vijf stukjes gecalcineerde menschenbeenderen.
N.B. (1928/ 111 196) Een fragment van een steel van een ~Goudsche” pijp.