88 (1928/111 I2i) Halsscherf van wellicht terrinevormig potje. Versiering: twee omloopende rijen van naar links ingestoken putjes, en groeflijn om de halsbasis. Kleur lichtbruin.

Onversierd'.

89 (1928/111 122) (Afb. 5 : 8) Samengesteld bovenstuk van geschouderd één- of tweeoorig amphoorvormig potje. Oor boogvormig, staand, over halsbasis. Oppervlak glad. Kleur grijs. Grondmassa vrij grof. . \ yv 1 t...—T——... —. .... 'air' nj r\ xn

90 (1928/111 123) Overlangsche scherf van dito vorm en aardewerk als No 89.

91 (1928/111 124-130) (Afb. 5 (-128) : 10, (-129) : 15) Randschoudersclierven van zeven gehalsde, min of meer bol geschouderde, onversierde potjes. Aardewerk als No 89 en fijner; kleur gevarieerd.

92 (1928/111 131) Twee scherfjes van geschouderden vorm. Aardewerk als No 89, doch fijner en kleur geelbruin.

93 (1928/111 132) (Afb. 5 : S) Randscherf van onversierd napje? met lijst- of knobbelvormig oortje. Aardewerk als voren No 89, doch fijner. . —j- – – _\/ari_ – .... rr-i n e*rtAr«<m ATT Qte vnrAn Mn Hnnïl mPAC

94 (1928/111 133) (Afb. s : 21) Geoorde randscherf van specimen als voren No 89, doch meer verbasterd, en kleur geelbruin. – e- . I Ê _ V _ . \ TT 1 ..-t- -3 n—— 4 A

9S (1928/111 134-138) (Afb. s (-134) : 26, (-137) ; 41) Halsschouderfragmenten van gehalsde, min of meer bol geschouderde, onversierde potjes. Aardewerk wat aangaat de factuur, hardheid, sauslaag, etc., overgaand in dat, wat meer kenmerkend is voor de volgende periode van den bronstijd, den vroegen urnenveldentijd inbegrepen.

Yiiia sawi* Wft ——-- ---—l5 -- ... * 96 (1923/m 139) (Afb. 5 : 40) Halsschouderscherf als voren (No 95), doch met fragment van boogvormig staand oor, over de halsbasis. . >» e< T* i_. _i 1 1. f ——Ale-lelrvinv f rat-artii/f Ar YWArtraan»

97 (1928/111 140) (Afb. 5 : 35) Halsschouderscherf met geleidelijk in den schouder overgaanden, cylindrischen hals. Aardewerk als voren (No 95).

k. Varia

Aantal fragmenten en losse scherven van hunebeddenaardewerk.

98 (1928/111 141) Een 80-tal kleine, versierde scherfjes van verschillende groepen.

y« V--. 99 (1928/111 142) Groot aantal onversierde rand- en buikscherfjes. / o/TTT _ .TT- 4-e.i Kn/iawis ön hr»HAmfraormPTitpn. waaronder met

100 (1928/111 143) Een 36-tal platte bodems, en bodemfragmenten, waaronder met inkervingen (4).

loi (1928/111 144) Een 14-tal onversierde buikbodemfragmenten met meer of minder sterk ontwikkelden standvoet.

uncwutK.t;iucii 102 (1928/111 14S) Een 8-tal fragmenten van standringen, soms met afzonderlijke, door uitschulping ontstane standvoetjes (S), soms versierd met een puntlijn (2).

B. Ander, d.w.z. geen Hunebeddenaardewerk

(Afb. 5 : 4, 45)

Met versiering en zonder ooren'.

a. Bekervormen met S-vormig profiel (niet vertegenwoordigd) en Klokbekervormen: