onversierde lijst(en). Aardewerk als voren (No 69). .... ... «- .4 ...

77 (1928/111 107) (Afb. 5 : 25) Als voren, doch nog flauwer geprofileerd en donkerbruin. -i f ' ' ' //' UT— -I —l-

78 (1928/111 108-111) (Afb. 5 (iio) : 16, (III) : 9) Als voren No 69, doch zonder lijstversiering (en één (109) met boogvormig, staand oor over de halsbasis). Aardewerk als voren No 68 (108, 109) No 69 (iio, iii). .... – – – .«V «V 1 _ _e_ 1 .vAVwysf «1 AA4*/l

79 (1928/111 112) (Afb. 5 : i) Als voren (No 78), doch tamelijk scherp geprofileerd en aardewerk ais No 68. . , ... . . – t *«_ 4VT_ ».«\ Iv«rtliV>Air>rtH-iAQ nr> srnPidmP van

80 (1928/111 113) (Afb. 5 : 7) Als voren (No 79), doch met knobbeloortjes op scheiding van hals en buik en aardewerk als No 69, doch bruin.

81 (1928/111 114) (Afb. s : 30) Als voren No 77, doch onder den rand ingesnoerd.

ƒ Bijzondere (overgangs- en bastaard-) vormen (Afb. 5 : 2,5, 8, 10, 13, 15, 21, 23, 26, 35, 40-42, 44)

Collectivum van elders niet goed onder te brengen, geheel afwijkende, soms vroege, soms late en dan totaal verbasterde vormen. Aardewerk als voren.

Versierd:

82 (1928/111 115) (Afb. 5 : 23) Afwijkende vorm van Havelter stijl: Vrij groote, rondbuikige pot met ingesnoerden, uitstaanden rand. Bodem plat, met standring. Versiering bi] die der amphoren (groep h) aansluitend: Halsversiering: randgordel van drievoudige, liggen e diepsteekgroeflijnen, souligneerend den omloopenden rand; middengordel van vijf groepsgewijs, onderbroken, in omgekeerd V-vormige elementen opgeloste, ingestoken zigzaglijnen; afzetgordel ontbreekt. Schouderbuikversiering: groepen van staande diepstee – groeflijnen, afgesloten door overeenkomstig onderbroken, naar boven ingestoken pun nj. Standring met dito, doch niet onderbroken puntrij. Oppervlak vrij glad. Kleur grijsbruin. Grondmassa fijn, met veel glimmer. „rd.

83 (1928/111 116) (Afb. 5 ; 44) Gebroken en onvolledig, doch gedeeltelijk gereconstrueer , vrij sterk geprofileerd, amphoorvormig potje met cylindrischen hals. Versiering wi geincrusteerd. Halsversiering drieledig: randgordel van drie omloopende diepsteekgroe – lijnen; middengordel van twee in omgekeerd-V-vormige elementen opgeloste, ingestck n zigzaglijnen; afzetgordel van twee tegengestelde, omloopende, ingestoken zigzaglijnem Schouderversiering: groepen van korte, afhangende diepsteekgroeflijnen. Aardewerk als voren (No 82) ,mnhoorvorm als

84 (1928/111 117) (Afb. 5 : 42) Samengesteld schouderbuikfragment van amp voren (No 83). Schouderversiering: als voren, doch met bovengordel van deels alterneerende, deels correlatieve groepjes van drievoudige, liggende zigzaghjntjes. . < . . • ir «Ie TTrtrpn /No XiaiS-

85 (1928/111 118) (Afb. 5 : 13) Samenhoorige randfragmenten als voren (Wo 3). – versiering: middengordel van gebroken, in V-vormige elementen zaglijn; afzetgordel van rechts ingestoken puntlijn om de halsbasis. c ou erversi groepjes afhangende, grove diepsteekgroeflijnen Kleur zwart „;ddenvordel

86 (1928/111 119) Halsscherfje van dito vorm als voren (No 85). Versiering mi e g echter minstens drievoudige omloopende zigzaglijn. . , ~ r . .. „ i. een- 01 meeroong

87 (1028/111 I 20) (Afb. 5 : 2) Halsschouderfragment van geschouderd eenpotje. Halsversiering; drie ofnloopende diepsteekgrcefUjnen. Schouderversiermg: E P van de halsbasis afhangende steekgroeflijnen. Oor staand, onversier , a nng over de halsbasis, onderbrekend de hals- en schouderversiering.