daarentegen groepen afhangende diepsteekgroeflijnen, afgewisseld door lipende, tweetallige zigzaglijntjes. Versiering overigens wit geincrusteerd. Kleur lichtgrijs.

55 (1928/111 80) (Afb. 5 : 38) Samenhoorige halsbuikscherven van fraai versierde, wit geincrusteerde, twee- of vieroorige amphoor, met goed afgezetten hals. Versiering als voren (No S 4), doch boven- en middengordel vier- resp. drietallig en afzetgordel franjeachtige diepsteekgroeflijn. Schouderversiering als voren, doch de (groepsgewijs) afhangende diep.steekgroeflijnen eindigend in puntsteek, en af gewisseld met telkens vier liggende zigzaglijntjes. Oor beugelvormig over halsbasis, versierd met vijf wigvormige diepsteekgroeflijntjes. Oppervlak glad. Kleur oranjebruin. . ,

S 6 (1928/111 81) (Afb. S : 14) Randscherf als voren (No sS). doch middengordel vijfvoudig en (boven het oor) onderbroken. Aardewerk gedeeltelijk sterk verweerd, kleur donkerbruin. _ _ ... V \ aev _ _ .4 ..M 4a^Y^44itrrti-fn IVATI ZêS fIIUDIIOrCII

S 7 (1928/111 82-87) [(-86) Afb. S : 17] Rand- en schouderbuikfragmentjes van zes ampnoren als voren (No 56), doch bovengordel drie- of viervoudig en middengordel twee- of dne- Toudig. .... ... fc.i.

58 (1928/111 88) (Afb. s : 19) Samenhoorige randhalsscherven van dito amphoor, doch hals ingesnoerd en middengordel van drie alterneerende zigzaglijnen, en kleur grijsbrain. % rt rt _V —4 V r AAtH r»TI VollPflip’ fllTlOllOOrtiC &lS

59 (1928/111 89) (Afb. 5 : 3) Gebroken en deels gerestaureerd, onvolledig ampnoonje a.» No SS, doch kleiner. Versiering wit geincrusteerd. Halsversiering: vier omloopende puntrijen en één steekgroeflijn om de halsbasis. Schouderbuikversiering: groepen afhangende diepsteekgroefUjntjes, afgesloten door twee puntlijnen, beneden de ooren onderbroken door liggende puntrijtjes. Het nog aanwezige oor boogvormig over de halsbasis, onversierd. . – • 1- M.,» K/v He»icw»rci#»nnjy?

60 (1928/111 90) (Afb. 5: 27) Halsschouderscherven van amphoor als No 50. Halsversiering. middengordel van groepjes puntstippelrijen, afgezet met diepsteekgroeflijn om e asbasis. Schouderbuik met groepen afhangende diepsteekgroeflijntjes, afgesloten door puntlijn. Aardewerk als No 54.

61 (1928/111 91) (Afb. 5 : 37) Als No 51, doch versiering geheel door puntstippellijn vervangen (verwording). Aardewerk als voren (No 60), doch grover.

62 (1928/111 92) (Afb. 5 : 39) Als No 51: Halsversiering: bovengordel nu ontbrekend, gordel van drievoudige zigzaglijn en alzetgordel van diepsteekgroeflijn. Schouderbu versiering: (groepen) staande groeflijnen. Aardewerk dungesaust, glad. Kleur donkerbmin. ... j 1 m..). nnr Ha Isvetsiering allcen

63 (1928/111 93) (Afb. 5 : 43) Als voren (No 62), doch grooter en met oor. Halsversiering ai.eeu grover- schouderbuikversiering inderdaad groepsgewijs opgelost en onderbroken door onversierd boogvormig oortje van halsbasis tot schoud«. ....versiering:

64 (1928/111 94) (Afb. S : 34) Samenhoorige halsscherven als voren (No 62), naisversicruiß. zesvoudige en gegolfde middengordel.

Sterk verbasterde (Havelter-stijl) vormen;

6s (1928/111 95) (Afb. 5 : 28) Samenhoorige hals- en schouderbuikscherven van sterk verbasterde amphoor. Halsversiering: middengordel van viervoudige liggende steekgroeflijnen, afgezet met omloopende groeflijn om de halsbasis. onderbroken door twee of vier ovale knobbeloortjes. Schouderversiering: groepen afhangende steekgroefhjnen. Oppervlak ruw (geworden). Kleur bruingrijs. Grondmassa met veel steengruis. , /M„ <..1 «Vrhts flauw tegen den schouder

66 (1028/111 96) (Afb. s : 33) Als voren (No 65), doch hals slechts nauw tegen oen afgezet. Versiering geincrusteerd (herinnert aan die van No 63). Halsversiering: ledig Bovengordel ontbreekt; middengordel: drie V-vormige opgeloste zigzaghjnen; afzetgordel: puntstreeplijn om de halsbasis. Schouderversiering: zeer korte staande diepsteekgroeflijntjes, afgezet met dwars ingestoken puntsteekhjn. Aardewerk als voren, doch donkerbruin.