óf met meerdere dito korte lijstjes: overigens onversierd. Bodem plat, soms uitpuilend tot al of niet gekorven standvlak. Aardewerk als voren. Gidsvormen van de zgn. Havelterslijl, behoorende tot de reliefceramiek (groepen / en i). (Vgl. Brouwen D XX, Havelte D LUI, Spier D LIVa).

46 (1928/111 71) (Afb. 4 : 30) Nap, zgn. kerfsneenap, met gekorven, weinig uitstekende lijst. Aardewerk als No 34.

47 (1928/111 72) (Afb. 4 : 37) Napfragment met geprononceerde, effen lijst. Aardewerk als voren, doch grondmassa grover en geelachtig.

Onversierd

met of zonder oortjes, al of niet met voet, meestal zonder omgeknikten rand:

48 (1928/111 73) (Afb. 4 : 31) Bovenstuk van trechter- tot halfbolvormig kommetje. Aardewerk als No 34.

49 (1928/111 74) Als voren, doch grooter exemplaar.

g. Tuit- d. w. z. zuignapjes, steellepels (of lampjes) Niet vertegenwoordigd.

h. Amphoren (Afb. 5: 3, 12, 14, 17-19, 27-29, 32-34, 37-39, 43)

Vrij hooge en slanke vormen, doch veel weeker gemodeleerd dan de vorige groepen. Bodem: standvoet met kleine inkervingen of puntsteeklijn er boven, dan wel volledige of in lijstvoetjes opgeloste standring. Sierelementen: puntsteeklijnen, ingestoken zigzagHjntjes en puntstippellijnen; zonair en metoopsgewijze geordend, meestal beperkt tot hals- en schouderpartij en wit geincrusteerd. Overheersching van puntstippellijnen teekent verwording (No 37), zich eveneens uitend in de aanwezigheid van effen groeflijnen (Nos 39, 43). Grondmassa gewoonlijk fijn.

50 (1928/111 75) (Afb. 5 : 29) Randschouderfragmenten van amphoor. Hals flauw afgezet. Halsversiering: bovengordel van drie rijen omloopende diepsteekgroeflijnen; direct daaronder middengordel van (vermoedelijk) metoopsgewijs geordende drievoudige puntrijen; iets lager afzetgordel van één puntrij om de halsbasis. Schouderversiering: (waarschijnlijk) korte, franjeachtig afhangende groepjes van diepsteekgroeflijnen, onderbroken door lijstvormig knobbeloortje met liggende puntrijtjes daaronder. Oppervlak mat. Kleur geelbruin. Grondmassa fijn.

51 (1928/in 76) (Afb. 5 : 32) Als voren, doch bovengordel halsversiering verbasterde diepsteekgroeflijnen en kleur plekkerig grijs.

52 (1928/111 77) Randfragment als voren No 50. Versiering dito, doch randgordel tweetallig en onderbroken.

53 (1928/111 78) (Afb. 5 : 12) Als voren No 50, doch versiering fijner, en kleur bruin.

54 (1928/111 79) (Afb. 5 : 18) Als voren No 50, doch halsversiering met middengordel van twee omloopende zigzagHjntjes en afzetgordel van diepsteekgroefUjn. Schouderversiering