ƒ. Schotels (schalen), kommen en nappen (Afb. 4 : 25, 26, 30, 31, 37-42, 46)

Verschillende, onderling verband houdende, versierde en onversierde vormen, met of zonder oortjes, of handvatten, en al of niet met voet (soms ingekorven), standring, of lijstvoetjes (opgelosten standring). Versiering tectonisch als bij groep d-e.

Versierd

met steekornament:

Conische schalen

34 (1928/111 SS) (Afb. 4 : 46) Buikscherf met gedeelte van benedenpatroon: groepen staande en kruiselings geharceerde steekgroeflijnen, gescheiden door dito langere en zwaardere. Oppervlak vrij glad. Kleur bruin. Grondmassa fijn.

35 (1928/111 56) Als voren, doch versierd met laddermotief, mat en geelgrijs-roodgevlekt.

36 (1928/111 57) Randscherf zonair versierd met alterneerende groepjes liggende wikkeldraadlijnen. Aardewerk als voren, doch licht-roodbruin.

37 (1928/111 58) (Afb. 4 : 42) Geoorde randscherf. Bovenpatroon drieledig: rand- en afzetgordel van dubbele resp. enkelvoudige zigzaglijn; daartusschen middengordel van staande diepsteekgroeflijnen. Oor staand, boogvormig, ter hoogte van midden- en afzetgordel doorboord, versierd met 4 loodrechte diepsteekgroeflijntjes. Benedenpatroon: restant liggende zigzaglijnen. Aardewerk als voren, doch donkerbruin.

Kommen en nappen, vermoedelijk zonder ooren en standring.

38 (1928/111 S 9) (Afb. 4 : 41) Drie fragmenten van kom met drieledig bovenpatroon als No 37. Aardewerk als No. 33.

39 (1928/111 60) (Afb. 4 : 38) Fragmenten van kommetje, versierd als No 38, doch randen afzetgordel van telkens één sterk verbasterde wikkeldraadlijn, en middengordel van groepjes vijfvoudige staande diepsteekgroeflijntjes. Benedenzone bestaande uit dito groepjes. Aardewerk als No 37.

40 (1928/111 61) (Afb. 4 : 25) Drie fragmentjes van bovendeel kommetje. Bovenzone tweeledig: Randgordel van drie omloopende puntrijen daaronder een zigzagvormige dito lijn. Benedenzone: krans van staande puntlijntjes. Aardeweik als No 36.

41 (1928/11162-64) Randscherfjes van drie kommen, versierd met wikkeldraadlijnen. Aardewerk als No 36.

42 (1928/111 65) (Afb. 4 : 39) Randscherven van kom, versierd met dubbele liggende wikkeldraadlijn onder den rand en dito laddervormige op den buik. Aardewerk als No 35.

43 (1928/111 66) (Afb. 4 : 26) Als voren, doch versierd met enkele liggende omloopende, en groepen staande wikkeldraadlijnen.

44 (1928/111 67-69) Enkele fragmentjes van kom of nap, versierd als No 36.

45 {1928/111 70) (Afb. 4 : 40) Gebroken en onvolledige, doch gerestaureerde, geheel versierde nap met iets uitpuilenden bodem. Bovenzone drieledig, versierd met rand- en afzetgordel van telkens één omloopende wikkeldraadlijn, waartusschen middengordel van groepjes van telkens twee staande dito sierlijnen. Benedenzone tot bodemrand, als middengordel. Aardewerk als No 34.

met kerf ornament:

Min of meer bolle kommen en nappen met een effen of gekorven lijst,