excursie in Drente, verbonden aan het derde internationale congres voor Anthropologie en Oergeschiedenis, van 20 tot 28 September 1927, te Amsterdam, de vindplaats nog eens extra geplunderd, voordat deze systematisch onderzocht kon worden. Van een stratigrafie is dus geen sprake.

Overigens werd aan de groepeering voor het onderstaande tabellarische overzicht ook hier weer de materiaal-indeeling in mijn werk over de Nederlandsche hunebedden ten grondslag gelegd '). De thans volgende tabel spreekt verder, behoudens de voorafgaande opmerking, voor zichzelf. Niet zijn er in opgenomen: 1° min of meer ondefinieerbare scherven (Nos 141—145) en splinters (afval) van vuursteen (No 184) van vindplaatsen 12—14; 2° enkele gecalcineerde menschenbeenderen (Nos 191—195) van vindplaatsen 12 en 13; 3° een stuk graniet, met boorgat voor springstoffen (No 190), die eertijds blijkbaar bij de vernieling van het hunebed gebruikt zijn, van vindplaats 14; 4° een steelfragment van een 17e of 18e eeuwsch „Goudsch” pijpje (No 196) van vindplaats 12, mogelijk een aanwijzing voor den tijd van de opruiming der beide hunebedden.

Bovendien werden er enkele losse vondsten geregistreerd (Nos 70 en 185; Afb. 1 en Afb. 4 : 40 resp. 16), waartoe ook nog kunnen worden gerekend twee latere (1931/XII 1 en la, Afb. 1 : 1 en la), een terrinevorm en een trechterbeker, Zdl. tegen de vernielde hunebedden.

De onder de Nos 11—14 samengevatte zooveel mogelijk gerestaureerde vondsten werden geinventariseerd sub 1928/111 15—196. Verkort zijn die inventarismerken als volgt over de bewuste vier nummers verdeeld:

No 11: 148.

No 12: 19-21, 23-32, 41, 43, 44, 46, 52-57, 59-64, 73, 74, 76, 78-82, 84, 86-88, 90-99, 103,105-107, iio, 111, 113-122,124-130, 132,137-139,141-146,149,150,153-167, 171-174, 179-184, 186-189, 191-193, 196.

No 13; 32-45, 47, 49, 51-54, 58, 65.69, 71, 80, 83, 85-88, 93, 115-118, 139, 141-145, 147, *5l, *52, 168-170, 175-178, 184, 194-195.

No 14: 15-18, 22, 41, 44, 48-51, 72, 75, 77, 80, 89. 93, 95, 96, 98, 100-104, 108, 109, 112, *l3, 123, *3*, 133-136, 140-145, 184, 190.

Hunebedden II 1925, p.p. 148.