Oudheidkundige aanteekeningen over Drentsche Vondsten (XI)

door dr A. E. van Giffen

DE TWEE VERNIELDE HUNEBEDDEN, D Vle EN D VI/, BIJ TINAARLOO, OEM. VRIES (Afb. I—s)

In October 1927 door wijlen Prof. Dr A. van Veldhuizen gewaarschuwd, dat er dicht bij Adderhorst te Zeegse oudheidkiuidige vondsten waren gedaan, zag ik enkele daarvan te zijnen huize. Aangezien wij daarbij te doen hadden met hunebeddenaardewerk, liet ik den voorgraver bij het Biologisch-Archaeologisch Instituut, den Heer J. Lant i n g, naar Zeegse gaan om ter plaatse poolshoogte te nemen. Inderdaad bleek nu, dat zich daar in een zeer onregelmatig, deels vergraven, deels verstoven terrein, O. van het Tinaarlooër hunebed D VI, N. tegen den kunstweg station Vries-Zuidlaren naar Zeegse, W. van de Drentsche Aa, de overblijfselen van vermoedelijk zelfs twee vernielde hunebedden bevonden (Afb. 1 : d).

De Heer R. Brink, landbouwer te Tinaarloo, de eigenaar van het bewuste perceel, kadastraal bekend No 2184, Sectie G, Gem. Vries, gaf op geapprecieerde wijze verlof tot het onderzoek, mits dit vereenigd kon worden met de door hem beoogde ontginning. De uitvoering van een en ander werd echter uitgesteld tot het volgende voorjaar. Zoodoende geschiedde de opgraving in Maart 1928. Daarbij stelde de Heer Brink zijn paard en wagen, voor het afvoeren van den overtolligen grond, ter beschikking. Als gewoonlijk verleenden de Heeren L. Postema en J. Lanting hun bijstand.

In den chaos van het ontredderde terrein, dat tot circa 5.80 m -f- N.A.P. reikte, waren, toen wij met de opgraving begonnen, nog meer of minder duidelijk de overblijfselen van twee afzonderlijke hoogten te herkennen. Daarvan vormden die van de eene een segmentvormig heuvelrestant, welks koorde bestond uit een onregelmatige, Z.W. verloopende afgravingslijn van een terrein,dat verder op naar het O. geheel vergraven was (Afb. l,a : f.) De restanten van de andere hoogte bestonden uit een onregelmatige, vlakke, ondiep ingezonken, koepelvormige bodemverheffing, waarvan de omtrek, behalve aan de N.O. zijde, nog vrijwel intact was. Zij lagen even N.W. van