met vele geleerden o.a. met Prof. mr B. H. Lulofs en Dr J. H. Halbertsma de zin voor dialectstudie ontwikkeld en kwam hij ertoe als eerste om een Drentsch woordenboekje samen te stellen.

Fragmenten uit de briefwisseling in dialect tusschen de „gemeenteassessor” en zijn huishoudster gaf Dr J. Bergsma in zijn studie over „Taal en karakter der Drenten”.

H. Boom, de joumalist-schoolopziener, was nuchter en zakelijk. Hij spotte met van der Scheer’s archaeologische belangstelling en verwachtte alles van de „vooruitgang”.

In de pauze werd een gemeenschappelijke koffiemsialtijd genuttigd, die door de tijdsomstandigheden moest bestaan uit een bord soep en een kop „koffie”, waarbij men het zelf meegenomen proviand verorberde.

Mr Gelinck, secretaris van het Museumbestuur, constateerde met voldoening, dat het aantal deelnemers van ruim 25 zeer bevredigend kon worden genoemd. Contact werd gelegd of vernieuwd en in zeer geanimeerde gesprekken werd van gedachten gewisseld over tal van Drentsche onderwerpen. Prof. van Giffen en Pater Arts zetten in gedachten de spade al in de kloostergrond van Dikninge. Drs Naarding gaf tijdens deze koffiemaaltijd een zeer gewaardeerd dialectgedicht ten beste, dat hierbij is opgenomen.

Na de pauze toen bij de deelnemers aan de koffietafel zich nog vele andere belangstellenden gevoegd hadden was het woord aan Prof. dr A. E. van Giffen, die sprak over „De praehistorische navorsching in het Hunsowstadium”.

Toegelicht door de origineele opgravingskaart op vergroote schaal behoorende bij het rapport dat de commissie-van-der-Scheer in 1843 over haar Hunsow-onderzoek uitbracht behandelde Prof. van Giffen de opvattingen der diverse geleerden over het bestaan van het reeds door Picardt onderzochte Hunsow. Hij ging uitvoerig in op het hooggestemde, tegelijk geestig-spottende verslag, dat de drie Podagristen van de opgraving gaven:

„’t Was een lust, zei men ons, de commissie te zien, hoe zij in den grond wroette, of door de hooge heide draafde, achtervolgd en omstuwd van een zwerm van dienbare geesten. Eer de zon haar pruik in de groene zeegolven doopte, had men echter niets meer dan eene soort van straatje opgedolven!”

De Podagristen verklaarden het z.g. Hunsow voor de overblijfselen van een zeer oude boerschap. Een menschelijk product is Hunsow echter niet, zooals uit latere onderzoekingen met zekerheid is komen vast te staan.

„Er werd van cultuuroverblijfselen geen spoor gevonden, zelfs geen scherf aldus Prof. van Giffen en een standpleiats van een nederzetting zonder eenige cultuuroverblijfselen is zelfs men houde mij dit ten goede in Drente ondenkbaar!”