71

Sal ook volgens willekeur van de 3 Meert 1644 niemand van de gildebroeders vrijstaan van des anderen gildebroeders geschooren stukken of webben te weeven of van des selfs pijpen te scheeren, tenzij sulks geschiede met voorweeten en consent van deselve gildebroeder bij poene van twee GGL: de helfte voor ’t gilde, en de andere helfte voor den armen te verbeuren, mits dat ieder meester sijn aangenoomen werk binnen behoorlikken lijd sal moeten verveerdigen sonder iemant te laaten naloopen, in welken cas dit artikel buyten executie sal blijven.

15.

Dat ook volgens willekeur ejusdem alle en iegelik gildebroeder, so wanneer de gildemeesters ommegaan, om het gildegelt in te vorderen, aan deselve gildemeesters sullen moeten kond doen en verklaaren hoeveel knegts ieder heeft bij poene van een gulden voor ieder versweegen of niet aangegeeven knegt bij den meester te verb'uren de helfte voor ’t gilde en de andere helfte voor den armen booven het ordinaris Gildegelt bij den knegt te betaalen.

16.

Dat meede volgens willekeur van den 23 Oct.br. 1644 een knegt, so wanneer die sig van den eenen meester bij den anderen in het selve gilde mogte verhuuren, deselve gehouden sal sijn, de nieuwe huure op den beloofden tijd in te gaan, of een vierendeels jaars bevoorents an sijnen nieuwen meester opkundigen bij de poene van twee GGI. te basteeden als vooren.

17.

Dat ook geen meester eenig knegt sal moogen aannemen, ten waare de knegt hem verbonden ten minsten een jaar bij hem te sitten bij verbeurte van 2 GGI. telkens bij den maester te verbeuren, te weeten anderhalf GGI voor de gildemeesters en een halve GGI. voor den armen.

18.

Dat ook de gildemeesters volgens willekeur van de 14. Maert 1644 en het gtbruyk van de nabuurige plaatsen, de breuken volgens haaren Gildtbrief sullen moogen door haare gildeknegt innen van haare gildtbroederen, en van de knegten so daar onder werken of anders daar voor panden moogen neemen.

19.

Alle quaestien voor so veel de Gilde en deese bovengeschr. posten aan>