2.

Item een weduwe, haar niet veranderende sal ’t ampt genieten en trouwende een uylheemsch persoon sal het halve gilde winnen, en een inwoonders of borgers soone, die het gilde b-geert te winnen, sal voor de Proeve bstaalen 5 Car. G. en voor ’t Gilde neegen Car. G. en 1 Car. G. voor den armen sonder meer.

3.

Geen meester van deese gilde sal moogen gebruyken meer als drie touwen op poene van te verbeuren telkens 12 Car. G.

4.

Item een meester van deese gilde sal ’s Jaarliks tot stuur des Gildes onkosten bctaalen 12 stuyver en elk Mr.knegt drie sluyver, en eene, die het aanvangt te leeren ses sluyvers voor het gilde en twee stuyvers voor den armen des sal l.ij twee jaaren leeren. ’

5.

Eri so een knegt van hier vertrekt, of bij een ander meester wilde, eer hij sijn ,ijd heeft uyfgedient, sal van een ander niet aangenoomen of te werke geset worden, voor en al eer den eersten meester bevreedigt sy, op de verbeurte van sijn gerechtigheyd an het gilde, en om beeter order onder de knegte te holden sal niemant de knegts eenig voorloon geeven, nog ook des knegts werk anneemen op poene van ses guldens, ten waare bij noodsaake en bij kennis des Gildemeesters, en sullen ook geen knegts solange de gilde niet hebben en de proeve gedaan, andere knegts moogen winnen of meesters werk doen, bij poene gelijke.

6.

Als het gilde bijeen is of te doen heeft, sullen geen kinderen volgen, en niemand daarin moogen koomen buyten de Gildemeesters consent.

Van ’t volgen der dooden en verboodinge van ’t Gilde.

7.

Alle verbooden in ’t gilde sullen moogen, moeten geschieden door de Gildeknegt, en een ieder gildebroeder op order van de gildemeesteren, en ter gezetter tijd met compareerende om dooden te volgen of om andere gildes zaaken telkens sullen verbeuren ses stuyvers an ’t gilde, alle noodzaaken buyten bescheyden conform het willekeur van het gilde van den 11. Februari 1634, en sal de jongste in ’t gilde gekoomen weesende, boode bjjven, totdat €en &nder &Angenoom6n zrl sijn.