genoeg van hebben zich zelf met deze netelige kwestie in te laten, wordt besloten een commissie van drie personen te benoemen, die de te verrichten werkzaamheden voor haar rekening zal nemen. Maar ook deze commissie kon de juiste oplossing niet vinden. In 1929 „komen nogmaals de vaste wegen ter sprake. Verschillende personen laten hun licht hierover schijnen. Na heel wat gepraat wordt op vaderlandsche wijs eindelijk besloten nogmaals een commissie te benoemen voor vaste wegen.” Dit geschiedt dan.

In 1931 wordt ter markevergadering de opmerking gehoord, dat de vaste wegen aan de westkant nog niet volledig in orde zijn. Waar de toezegging van den noodigen grond inmiddels is verkregen, wijten de volmachten het oponthoud aan moeilijkheden bij het uitmeten ondervonden. In 1932 wordt door de volmachten toegezegd, dat de wegen aan de westkant, die nog steeds niet klaar blijken te zijn, nu weldra zullen worden aangepakt. In 1933 wordt besloten de wegen door de esch zoo spoedig mogelijk in orde te laten maken. In 1935 zeggen de notulen: „nog even wordt er gesproken over de wegen in de esch. Besloten wordt in het voorjaar de wegen uit te lijnen.” Eindelijk ktijgen dan de wegen cian de westkant hun beslag, maar in 1940 wordt in de markevergadering de opmerking gemaakt, dat de kwestie van de wegen aan de oostkant nog al ijd moet worden opgelost. De voorzitter antwoordt hierop dan, dat de omstandigheden er toe hebben geleid, dat de animo voor deze materie niet erg groot meer is. Inmiddels is dan n.l. een ruilverkaveling voor alle esschen in de gemeente Zweeloo, dus ook voor die van Benneveld, aangevraagd!

Ik stond zoo uitvoerig stil bij deze Bennevelder moeilijkheden, niet omdat zij op zichzelf zoo belangrijk zijn, maar meer omdat er zoo duidelijk uit b.ijkt, hoe langzaam een proces als het hier geschetste zich ontwikkelt, wanneer er van buitenaf niet in wordt ingegrepen. Eerst zijn tientallen van jaren noodig om de idee te doen rijpen, dat wegen op de esch wenschelijk zouden zijn Eerst enkelen, dan, als gevolg van hun ijveren, steeds meer anderen, bekennen zich tot de nieuwe idee. Tenslotte is deze vrijwel algemeen goed, d.w.z. de geestelijke weerstanden ertegen zijn gebroken. Dan echter komt de praktische uitvoering. Thans moeten weerstanden van materieelen aard worden overwonnen. En ook hiermee zijn, zooals bleek, tientallen van jaren gemoeid. Symptomatisch vinden we in de geschetste ontwikkelingsgang het beeld terug van de ontwikkeling der marke-organisatie zelve: langzaam en geleidelijk van karakter veranderend, tot zij op een goeden dag wordt weg-ruilverkaveld.

In de Dr. Volksalmanak van 1839 wordt reeds een welsprekend pleidooi gehouden voor de herverkaveling van de esschen.