Slechts één middel kan hier een radicale oplossing ten goede brengen: de ruilverkaveling. Hst uitgangspunt bij een ruilverkaveling is n.l. steeds het van een sluitend net van wegen, waarlangs alle nieuw geformeerde perceelen zonder uitzondering te bereiken zijn. En behalve da:t door een ruilverkaveling een sluitend wegennet wordt verkregen, leidt deze cultuurtechnische maatregel tevens tot een grondige verbetering van de thans meestal zoo deplorabele verkavelingstoestand met zijn vele versnipperde en ondoelmatig gevormde perceeltjes. Tenslotte is nog een belangrijk voordeel der ruilverkavelingsprocedure, dat niet een enkele eigenaar, die niet tot medewerking bereid is, een bestaand plan om aan een ongewenschten toestand een einde te maken, in den war kan sturen. Is het besluit tot ruilverkaveling eenmaal genomen, dan komt deze ook onverbiddelijk tot stand.

Van hoeveel belang het kan zijn, dat een maatregel, die de belangen raakt van zooveel verschillende grondeigenaren, langs wettelijk voorgeschreven banen verloopt, blijkt duidelijk uit de moeilijkheden, die de aanleg van vaste wegen op de Bennevelder esch ondervond. Sinds 1878 is in de vergaderingen van de markegenooten van Benneveld het punt: aanleg van vaste wegen op de esch, een regelmatig terugkeerend onderwerp van bespreking. In het genoemde jaar krijgen de volmachten de opdracht een plan voor nieuwe wegen te ontwerpen. In 1885 verluidt het echter, dat de reeds gedane werkzaamheden niet tot een volledig resultaat hebben geleid. De volmachten worden tot nieuwe werkzaamheid aangespoord en hun wordt opgedragen alle mogelijke middelen aan te wenden om de zaak tot een goed einde te brengen. Het komt hier echter niet toe.

Jarenlang blijft dit punt dan rusten. In 1909 spreekt de vergadering opnieuw de wenschelijkheid uit om te komen tot vaste wegen in de esch. Aan de volmachten wordt opgedragen deze kwestie eens ter plaatse te bezien en mede te deelen of zij den aanleg van vaste wegen uitvoerbaar achten. In 1918 komt het thema opnieuw naar voren. Sommige eigenaren doen ter vergadering de toezegging, dat zij tot gratis-grondafstand ten behoeve van de aan te leggen wegen bereid zijn. Volgens de notulen der in 1919 gehouden markevergadering wordt, ~na breedvoerige bespreking aangaande vaste wegen besloten nogmaals pogingen aan te wenden om tot vaste wegen te geraken. Wordt de volmachten opgedragen de zaak in voorbereiding te brengen en dan met een plan bij de markegenooten te komen..” In 1920 blijkt het groote struikelblok, dat enkele voorname eigenaren niet tot medewerking bereid zijn. „De gemoederen worden soms warm, maar men komt niet tot een besluit.”

De zaak is dan weer even van de baan, tot in 1927 deze aangelegenheid opnieuw ter sprake komt. Algemeen is men er voor, dat getracht zal worden te komen tot een stelsel van vaste wegen. Daar de volmachten er bijkbaar