In een tijd, waarin op allerlei gebied de individueele belangen boven die der algemeenheid werden gesteld, waarin de eerbiediging van het persoonlijk eigendomsrecht als een dtoit inviolublc ct sctcté meer dan ooit geeischt werd, is het begrijpelijk, dat het steeds meer als wenschelijk werd gevoeld, dat er een einde kwam aan de beperkingen van het persoonlijk eigendomsrecht, die de bovenbeschreven toestand aan iederen individueelen eigenaar oplegde. leder wenschte vrij te zijn om van zijn eigendomsrechten naar eigen inzicht gebruik te maken, om met het oogsten te beginnen, wanneer zijn koren rijp was en hijzelf den tijd daartoe gekomen achtte.

Op een esch zonder wegen was de onbeperkte vrijheid van handelen echter niet mogelijk, zonder dat men het gewas van zijn buurman vertrapte, wanneer die nog niet aan het oogsten toe was. Dit was de reden, waarom er in het vierde kwart der 19e eeuw allerwege stemmen opgingen, die riepen om een stelsel van vaste wegen op de esch, die de eigenaren in staat zouden stellen, zooveel mogelijk hun perceelen langs een weg te bereiken.

In 1889 wordt door de markevergadering aan de volmachten opgedragen plannen te ontwerpen voor den aanleg van wegen op de esschen. Het verbaal van de markevergadering van 1890 zegt opnieuw, dat het aanleggen van wegen op de esschen aan de volmachten opgedragen blijft. Een viertal koopakten uit de jaren 1889 en 1894 leggen er getuigenis van af, dat de volmachten zich van de hun opgedragen taak hebben gekweten. Werd in 1889 direct één weg aangelegd, op de markevergadering van 1893 wordt tot den aanleg van drie nieuwe wegen besloten. In 1894 blijkt nog een aansluiting tusschen twee dezer wegen gewenscht. Uit het verbaal van de markevergadering van 1895 blijkt, dat dan de aansluiting nog niet tot stand is gekomen, maar dat wel de toezegging van de benoodigde grond is gedaan.

Ook deze nieuwe wegen waren weinig meer dan een lapmiddel. Zij beteekenden nog niet de definitieve opheffing van het in Drenthe zoozeer verbreide euvel van de erfdienstbaarheid van overweg. Want niet alleen op de esschen, maar ook in de groenlanden en het gescheiden „veld” is deze vorm van erfdienstbaarheid alom vertegenwoordigd. Dat ook bij de markescheiding vele erfdienstbaarheden van overweg in het leven werden geroepen, volgt uit artikel 7 der Aalder markescheidingsakte, waar wordt bepaald: „Alle perceelen, die aan particuliere gronden zijn aangesloten, zijn bezwaard met de erfdienstbaarheid van overweg of menning en voetpad, naar plaatselijk gebruik, voor de perceelen waaraan dezelve zijn aangesloten, alsmede van die perceelen, welke regt van overweg of menning en voetpad over de laatstgenoemde perceelen hebben.” Zoolang de verdeelde gronden als heide bleven liggen, leverden deze erfdienstbaarheden weinig bezwaren op. Zoodra men echter tot ontginning overging, begon de misère.