van Benneveld na de markescheiding kan vormen op grond van de b'waard gebleven archiefstukken is viij nauwkeurig. Van de archieven der Zweeler marken bleven die van Benneveld en Zweeloo het best b .waard. Bovendien werd hier ook de meeste zorg besteed aan een zoo zorgvuldig mogelijke redactie van de verbalen der markevergaderingen. Het algemeene beeld der werkzaamheden wijkt overigens niet veel af van dat, hetgeen de vroeger behandelde marken, zij het wat minder gedétailleerd te zien gaven.

Men houdt zich bezig met den aanleg, de verharding en de verbetering der wegen; klaagt over slecht onderhouden waterlossingen en te kleine duikers; beraadslaagt over den verkoop en den aankoop van stukjes grond; aan de volmachten wordt opgedragen te spreken met een eigenaar, die zich wederrechtelijk een strook van de markegrond heeft toegc ëlgend enz. Ook de schapen brengen veel werkzaamheden met zich mee. Ze moeten jaarlijks geteld. Er moet worden bepaald ten bate van wie en voor hoe lang de zoogenaamde „schaapzetting” zal plaats vinden. Dit laatste kwam hierop neer, dat de schaapskudde, in hooge eere als mest producent, gedurende een aantal nachten, al mestproduceerend, vertoefde op b paalde akkers, die voor dat doel vooraf waren „afgevredigd”. Elk der volmachten b.v. had op het laatst der vorige eeuw recht op een ~schaapzetting” gedurende vier nachten. Aan een markegenoot niet-ingezetene werden gedurende enkele jaren voor het viij gebruik van zijn „veldstukken” drie nachten van „schaapzetting” toegekend. Ook de scheper kon voor de bij hem in gebruik zijnde akker op „schaapzetting” aanspraak maken. Verder hielden de markegenooten zich bczig met de keuring der dekrammen en verleenden zij premies aan de eigenaren van goede rammen (1892).

Uiteraard werd ook aandacht besteed aan de beplanting, aan de verkoop van volgroeide boomen en aan de beteugeling van hinderlijk struikgewas. In 1883 werd besloten tot het poten van populierenstekken. In 1890 stelt één der markegenooten aan de vergadering voor „om Volmachten attent te maken op het aanleggen van meer plantsoen en vooral om zich meer toe te leggen op populieren en dan vooral te zorgen om de noodige beschutting aan te brengen bij het geplante plantsoen.” In 1894, ’96 en ’99 wordt opnieuw besloten eiken en populieren aan te planten. Na 1900 is er van planten geen sprake meer; van ijd tot lijd wordt er dan hout verkocht, maar de liefde voor het planten is klaarb ijkt.ijk verdwenen.

In 1876 wordt een algemeene regel op het boerwerken aan de markewegen vastgesteld, die veel overeenkomst vertoont met de Mepper regeling, hierboven besproken. Eenmaal komt in een markevergadering ter sprake, dat één der boeren, zich beroepend op het feit, dat hij de 65 gepasseerd was, geweigerd heeft zijn boete wegens niet verschijnen te voldoen. „Algemeen keurt men dit