weer kwalijk genomen door de boeren, wier animo om voor de burgers het werk op te knappen zienderoogen afneemt en zoo ziet men in deze wat grooter en heterogener samengestelde dorpen de invloed van de boerschap, de vertegenwoordigster van de dorpsze.de, niet alleen bij het sneeuwruimen, maar op alle gebi :den, waarover de boerschap haar werkzaamheden uitstrekt, steeds verder slinken. Hier moet dan tenslotte de gemeente het in de steek gelaten gebied tot zich trekken.

De onderlinge afpaling van het arbeidsveld van de marke en van de buurschap is allerminst scherp we zagen dit bij het boerwerken aan de markewegen en soms wordt dan ook geen verschil meer gemaakt tusschen markevergadering en boervergadering en zijn deze beide tot één samengesmolten. In Bmneveld echter bleef de principieele scheiding bestaan. Zoowel de marke als de boerschap heeft een eigen kas. Van beide kass«i wordt jaarlijks afzonderlijk rekening en verantwoording afgelegd. De marke-kas is het b:st-voorzien. Zoo geeft de marke van B.nneveld jaarlijks een subsidie van /100.— aan de „boerkas” ten behoeve van de stierhoudeiij.

Om de boerkas te spekken werden wel eens zoogenaamde ~verpondingen opgelegd: een hoofd Jijke omslag, berekend naar de gegoedheid van de dorpelingen. H ;t archief van de marke van Aaiden bevat een „kohier van aanslagen” van de boerverponding van 1890, keurig geschreven op een los stuk van een schrift-kaft. He kohier verm-.ld 22 aanslagen, varieerende tusschen sen 924 ct. Hoe zorgvuldig een en ander werd uitgeplozcn b ijkt wel daaruit, dat er aanslagen waren van 5, 64> 10,14, 15, 174, 20, 214, 22, 274, 30, 324, 374, 514, 714 924! De totale opbrengst b Ikp / 4.684.

het on breken van sancties bij de door de marke- en boervergadering gestelde algemeene regels zou men zich kunnen afvragen, waarom de gemeente hier de marketraditie niet voortzette. Dit komt, omdat de gemeente in Drenthe nog een veel te jonge en bovenal veel te officieele instelling is, om zich met de oud-boersche marke te kunnen meten. De interne belangen van de dorpsgemeenschap waren bovendien veel te teer om deze aan een nog zoo jeugdig-onervaren lichaam uit handen te geven. De gemeente heeft het voor het gevoel van de dorpelingen nog niet veel verder gebracht, dan tot voorportaal van een officieele en min of meer gewantrouwde groote wereld daarbuiten. Bovendien: een Drentsche gemeente bestaat steeds uit meer dan één dorpsgemeenschap, op zichzelf reeds een voldoende reden om haar als definitieve vervangster van marke en boerschap ongeschikt te maken. Want ieder dorp heeft nu eenmaal vooral in eigen oogen zijn eigen, zeer bijzondere kenmerken, b,langen, gewoonten en eigenaardigheden, die slechts in eigen kring tot hun recht kunnen komen. ” ... * 1

Het algemeene beeld, dat men zich van de gang van zaken in de markc