door de politie opgemaakt proces-verbaal, uit te betalen aan den verbalisant. De desbetreffende tirade uit de notulen luidt: „en indien er een strooper in kompt (in het jachtveld) die door de politie wordt gepakt, krijgt van ieder perces vanbaai ƒ I. gulden.”

In het bovenstaande was reeds eenige malen sprake van het zgn. „boerwerken”, dit is het verrichten van werkzaamheden, meestal aan wegen en slooten, soms ook het sneeuwruimen, waartoe de gemeene boeren door middel van het blazen op de boerboom door de volmachten worden opgeroepen. Vloeide de verplichting tot boerwerken oudtijds voort uit de boerwillekeuren, de algemeen verbindende regels, die de marke als publiekrechtelijke organisatie uitvaardigde, sinds de marke haar publiekrechtelijke bevoegdheden verloor, is er van een verplichting van publiekrechtelijken aard geen sprake meer en moest men zich behelpen met het burgerlijk recht, gesteund door het gemeenschapsgevoel der dorpelingen, dat in de zede zijn neerslag had gevonden.

Hierbij deed zich een bijzondere moeilijkheid voor. De markegenooten, dat wil dus zeggen de deelgerechtigden in de marke, de eigenerfde boeren, zijn niet de eenige inwoners van hun dorp. Daarnaast wonen er nog meiers, niet-gerechtigde kleine boertjes, landarbeiders, neringdoenden, ambachtslieden enz. Vroeger was de marke, als publiekrechtelijke organisatie, bevoegd om een voor al deze lieden verbindende ~willekeur” uit te vaardigen. Thans echter kunnen de markegenooten slechts zichzelf verbinden om gezamenlijk dat wil hier dus zeggen met alle eigenerfde boeren te gaan boerwerken. Zij kunnen strikt genomen niet tevens een dergelijke plicht opleggen aan hen, die niet tot het eigenlijke markeverband behooren. Theoretisch zou het mogelijk zijn, dat ook aan meiers, kleine boertjes, landarbeiders enz. een algemeen contract ter mcdeonderteekening zou worden voorgelegd, waarbij zij zich tot „boerwerken” verbonden. In de praktijk echter is een dergelijke oplossing moeilijk denkbaar, omdat zij stiijdt met de oer-oude marketraditie, die een dergelijke wijziging, ook thans nog, niet zou dulden.

De bevoegdheid om het verrichten van persoonlijke diensten dwingend op te leggen is thans overgegaan op de gemeenten. Deze hebben hiervan in hun algemeene politieverordeningen met name gebruik gemaakt ten behoeve van hun brandweer-organisatie: ieder gezin levert zijn brandweerman. Met het oog op de verbetering der markewegen levert deze gemeentelijke bevoegdheid echter geen perspectieven. Hier moesten de markegenooten zelf raad schaffen. Dit geschiedde als volgt. Hoewel in feite hiertoe niet bevoegd, bleven de markevergaderingen gedurende de geheele 19de eeuw zich eenvoudig gedragen of zij de bevoegdheid om iederen dorpeling tot „boerwerken” op te roepen, nog bezaten. En het meest bijzondere hierbij was, dat de dorpelingen zich over het algemeen aan de oproep stoorden en op de afgesproken tijd en