meer aan te geven aan de marke van Zuidwolde, terwijl in het zuiden haar grens voor een deel samenviel met die van de provincie i). Dit bleef zoo, tot tenslotte, in de 17de eeuw, de veenkolonie Hoogeveen zich tusschen de beide marken inschoof.

Toen men omstreeks 1860 aan markescheiding ging denken, was het grondgebied der marke lang zoo groot niet meer. Bij de invoering van het kadaster werden nog 1543 bunder ten name van de markegenooten psteld, waarbij ter vergelijking kan worden aangevoerd, dat het grondgebied der geheele gemeente Zweeloo ruim 6000 ha groot is. In het midden der vorige eeuw vielen de grenzen van de marke van Meppen in het westen en zuiden samen met die der gemeente Zweeloo, waar deze grenst aan de gemeenten Westerbork en Oosterhesselen. Voor het overige wordt de marke van Meppen begrensd door de marke van Aaiden.

Bij de markescheiding zijn verdeeld o.a. een complex ten westen en ten noorden van de Koematen, grenzend aan de marken van Oosterhesselen en Aaiden, en het zgn. Mepperveld, grenzend aan de marke van Gees (gemeente Oosterhesselen), aan de gemeente Westerbork en aan de marke van Aaiden. De akte van scheiding werd in 1866 ten hypotheekkantore van Assen overgeschreven . Het verloop van de scheiding kan goed worden nagegaan aan de hand van het kasboek, aangehouden door de Commissie voor de scheiding der marke van Meppen, die optrad namens de markegenooten. Dat een Vergelijke scheiding geen sinecure was wordt duidelijk, wanneer men ziet, dat e werkzaamheden der commissie zich uitstrekten over de jaren 1862 tot en met 1868. Hat tot stand komen van de akte van scheiding is op zichzelf slechts een onderdeel van de werkzaamheden, die eerst in 1868 tot een definitie einde kwamen toen op 2 December van dat jaar de rekening der uitgaven werd afgesloten door de commissie voor de liquidatie der rekening als bedoe d m de akte van scheiding. Het eindbedrag der uitgaven beliep toen / 4831.4d, voor dien tijd een respectabel bedrag, vooral voor Drentsche verhoudingen.

Voor het overgroote deel werden deze uitgaven ten koste gelegd aan werkloonen. Deze waren verschuldigd voor het uitritsen der perceelsgrenzen in het veld bovenal de begrenzingen der wegen terwijl bovendien ook een aantal nieuw-getraceerde of ook in staat van verval verkeerende, reeds bestaande wegen, driften, slooten en gruppen werden uitgevoerd of opgeknapt. Schering en inslag zijn posten als: 1 k # o

uitbetaalt aan H. Kamps voor het pant in de veensloot no. 15 • / 9-

uitbetaalt aan Cornelis en H. Kuk voor ritsen in het veld . . ƒ7.

1) Zie de Statenarchieven van Drenthe onder no. 278.

“) Hyp. reg. CCXCIV no. 204.