ontstaan, dat één markegenoot in een marke voor b.v. 1 3/16 waardeel gerechtigd is, terwijl een andere markegenoot slechts over 5/8 waardeel beschikt. En wanneer een dergelijke toestand eenmaal is ingetreden en het persoonlijke waardeel eenmaal zijn intrede heeft gedaan, wordt de mogelijkheid tot ongelijkheden van geslacht op geslacht grooter.

Nu blijkt uit de bewaard gebleven grondschatting-boeken, dat in het midden van de 17de eeuw reeds een zeer gevarieerd waardeelenbezit bestaat. Deze ontwikkeling hield tevens in, dat men, om in een bepaalde marke gerechtigd te zijn, niet perse in de tot die marke behoorende dorpsgemeenschap behoefde te wonen. Zoo kon b.v. een inwoner van Odoorn door erfenis of anderszins behooren tot de markegenooten van Noord-Sleen. De aan dit waardeel verbonden rechten kon men dan laten uitoefenen door een ter plaatse wonende meier. Daar deze ontwikkeling vrij algemeen als ongewenscht werd aangevoeld, waren er verschillende marken, die met behulp van hun verordenende bevoegdheid paal en perk aan dit euvel trachtten te stellen, door eenvoudig te verbieden, dat aan een waardeel of een gedeelte van een waardeel verbonden rechten mochten worden uitgeoefend door anderen, dan de ter plaatse wonende markegenooten. Werkten deze verboden over het algemeen genomen gunstig, er waren bepaalde machtige families, met ook thans nog klinkende namen, voor wie deze voorschriften niet geschreven schenen. Ook de naleving en de handhaving van verordeningen had toen als steeds haar grenzen!

De marke had dus verordenende bevoegdheid. Ze kon de zoogenaamde (boer)willekeuren maken verordeningen, die zich bewogen op het gebied van grondgebruik en landbouw-aangelegenheden. Deze publiekrechtelijke bevoegdheden ontleende de marke aan het Landrecht. Als publiekrechtelijk orgaan vertoont de marke eenige overeenkomst met de moderne bedrijfsorganisaties met verordenende bevoegdheid. De marke is n.l. een typische landbouw-bedrijfsorganisatie. Zij vertoont ook, om een voorbeeld van ouder datum aan te voeren, overeenkomst met het gilde; zij is een soort hoerengilde. Ook het gilde had, op het eigen gebied, verordenende bevoegdheid. En golden de door het gilde gestelde regels niet slechts voor de meesters, maar ook voor de gezellen, en tot op zekere hoogte ook voor de buitenwacht, die zonder speciale toestemming geen werkzaamheden mocht verrichten, welke op het terrein van het gilde lagen, met de boerwillekeuren is het evenzoo gesteld.

*) Een aantal willekeuren van de ~Buren”, de „Geërfden” of de ~Markegenooten” van Roswinkel resp. van 1630, 1744, 1757, 1771, 1772, 1787, 1798, bleef bewaard (Zie Joosting’s inventaris der Drentsche Markearchieven onder denos. 21—27). Het meest bekend is de Rolder Willekeur van 1809, waarvan de tekst is afgedrukt in Dr C. C. W.J. Hijszeler’s Boerenvoortvaring in de oude Landschap; blz. 5, Assen, 1940.