De marken in de gemeente Zweeloo sinds de markescheiding

door Mr. A. Kleijn.

Van oudsher vormde in Drenthe de marke-organisatie één der grondpijlers van het grondgebruik en daarmee van de beoefening van landbouw en veeteelt. Territoriaal gezien wordt onder een gemeene marke verstaan het nauwkeurig omgrensde grondgebied van de met de naam marke aangeduide, autonome, meestal met een dorpsgemeenschap samenvallende organisatie der gezamenlijke grondeigenaren van dat dorp. Maatschappelijk gezien is de marke de groep eigenerfde boeren, die tezamen gemeenschappelijk eigenaar zijn, of vruchtgebruiker van de gemeene gronden, binnen de grenzen van de marke gelegen. Deze eigenerfde boeren worden met de naam markegenooten aangeduid. De meiers pachters en de keuters kleine zelfstandige boertjes, die ook wel als landarbeider optreden behooren niet tot de markegenooten.

Aanvankelijk kon een eigenerfde zijn rechten als markegenoot slechts uitoefenen van een bepaalde hoeve uit, van af een bepaald erf. Deze rechten waren toen dus niet los te denken van het bezit van de hoeve. Vertrok een eigenerfde van zijn hoeve, dan liet hij er als het ware zijn rechten als markegenoot achter. Bij overdracht van de hoeve deed men zijn rechten als markegenoot mee over. Het complex van rechten, dat een eigenerfde hoevebezitter als markegenoot kon uitoefenen, waartoe hij als markegenoot gerechtigd was, zijn aandeel in de gemeene marke dus, wordt aangeduid met de naam waardeel. In de Tegenwoordige Staat van Drenthe ') worden waardeelen gedefinieerd als ~zekere aandeelen in het nog ongescheiden veld en landerijen, welke, in het gemeen, bij ieder, naar zijn recht, gebruikt worden” .

In den loop der eeuwen verwaterde dit stelsel van aan den grond, aan een bepaald erf, gebonden waardeelen en begonnen deze rechten zich meer en meer te hechten aan de families, die het recht uitoefenden en die dikvsdjls van generatie op generatie op een bepaalde hoeve woonden. Dit had tot gevolg, dat deze meer en meer persoonlijk geworden rechten ook overerfelijk werden, of bij een huwelijk konden overgaan. Zoo zien we op den duur een toestand

') Tegenwoordige Staat van het Landschep Drenthe. Te Amsterdam, Leiden, Dord en Harlingen, 1792.

Noot 70, op biz. 89.