„dat ter wal vremde jaegers gewest bint, dan sy en kennen de niet”.

Op goorspraak van 19 Maart 1565 te Beilen gehouden wordt dt zaak betreffende „de utheemsche jaegers, de Arent Hovinge geharbarcht heft”, uitgesteld, wegens ziekte van den betrokkene.

Een belangrijk geval vormde de schriftelijke aanklacht, welke op goorspraak van 27 Nov. 1574 te Borger, door Johan de Mepsche, van de havezathe Westrup bij Borger en zijn verwanten, tegen de pastoorsknecht Jan aldaar, werd ingedieno. Want deze had Reint de Mepsche, zoon van Johan, moedwillig doodgeschoten. De aanleiding tot dit drama vormde een jachtdelict.

„Des pastoers toe Borgeren syne wiltschutte und des pasteers broeder”, heet het in de uitvoerige beschuldiging, ~hebben moerdelyck, met opsetten willen ende met verhoeden wapenen, des suppliants soene, Reint de Mepsche genampt, syn levent genomen.”

Deze Reint was ~gegaen op synen esch om eenen veldhoen te vangen oft te schieten. Soe ist gebuert, dat twee kranen quamen vliegen, die de soene van den suppliant geerne solde geschoeten hebben. Midlertyt sinne de voernoemde wiltschutte ende de broeder des pastoers gekoemen ende hebben aldaer mit grote furie, dregementen ende wapenen geagressiert ende des suppliants soene besprongen, willende hem beletten, de kranen op synen eygen lant tho schieten”.

De kraanvogels door al dit misbaar verschrikt, ~hebben sich van daer getransporteert op eene andere plaetse, waerduer de wiltschutte ende de broeder des pastoers gekomme sinnen tot groter ende meerder furie, bewysende mit sulcken acten hoeren moerdadigen willen, den onnoselen omme tho brengen”.

Hoewel de bedreigde nog riep: ~Ghy schaemen ju wal, twee op eenen te slaen” en ~handbusse ende messen” van zich werpende, de vlucht nam, achtervolgden de aanvallers hem tot in zijn woning, waar ze de te hulp snellende Roelof de Mepsche toevoegden: ~Daer sinne nochtans twee kranen gewest, de sinnen opgevloegen. Hye had my de kranen ontjacht, daer sal Reynt de M,psche omme starffen, al stonden alle de Mepschen mit hoer verwantschap daerby”.

Daarop, gaat de aanklacht verder „heft de wiltschutte denselven onredelyck ende oneerlyck doerschoten ende sinnen sie alsoe terstont gelopen tot den pastoer, oersaecke ende cause hiervan wesende”.

Waarschijnlijk vormde het voorgevallene met de verjaagde kraanvogels slechts een gezochte aanleiding, om een reeds aanwezige veete uit te vechten, want een opzettelijke moord als vergelding voor het verjagen van een paar vogels, is zelfs voor dien lijd wel wat al te bar.

Op goorspraak van 5 Maart 1575, te Diever gehouden, heeft ~Mathys

2