Onversierde nappen, zonder voet, standring of handvatten

(1927/VIII 82, 83, 84, 87, 89) (Afb. 29: resp. 4, i, 3,2) Vijf gebroken en meer of minder onvolledige trechter- tot half-bolvormige kommen van dito aardewerk enz. als voren.

72 (1927/VIII 85, 86, 90) (Afb. 29 : 9) Drie samengestelde randfragmenten van dito kommen als voren.

73 (1927/VIII 88) (Afb. 29 : 19) Klein, onversierd, tonvormig napje. Rand afgebroken. Bodem plat. Aardewerk als voren.

74 (1927/VIII 91) Twee lipvormig binnenwaarts gebogen randscherven van vrij groote kom. Aardewerk als voren.

g-i. Tuit- d.w.z. zuignapjes, steellepels (of lampjes) (g); resp. amphoren(A) en rand- of halskommen (i)

Deze groepen zijn niet vertegenwoordigd.

j. Bijzondere vormen (overgangs- en bastaardvormen) (Afb. 29 : 24; 28 : 31, 24, 9, 17, 15, 13, 32; 30 : 79)

Een collectivum van elders niet goed onder te brengen, soms vroege, soms geheel verbasterde vormen.

Versierd

75 (1927/VIII 92) (Afb. 29 : 24; 30 : 79) Samengesteld bovenstuk van een met kerfspatel versierd, klein, tamelijk hooghalzig, dén-, vermoedelijk tweeoorig, bekervormig potje. Het geheele oppervlak versierd met in eikaars verlengde omloopende rijen kerfspatelindruksels, ontleend aan het klokbekerornament. Oortje staand, dwars doorboord. Kleur geelgrijs en grauw. Oppervlak dof. Grondmassa fijn, dun gesaust.

76 (1927/VIII 48 en 49) (Afb. 28 : 31, 24) Zie groep d Terrinevormen, Nos 39, 40.

Onversierd

77 (1927/VIII 93-96) (Afb. 28 : 9, 17, IS, 13; 30 : 13) Vier verschillend groote, meer of minder fragmentaire en verbasterde trechterbekers met weinig uitstaanden hals en uiterst smallen schouder. Kleur enz. als voren No 71.

78 (1927/VIII 59) (Afb. 28 : 32) Geheel verbasterde terrinevorm. Zie groep d No 48.

k. Varia

Aantal fragmenten en losse scherven van hunebedaardewerk.

79 (1927/VIII 97-173)-