Halsversiering bestaande uit 4, het geheele vlak bedekkende diepsteekgroeflijnen, met onderbreking voor de ooren in de 2 onderste. Schouder met een krans van dito» doch enkelvoudige indruksels. Bovendeel buik met groepjes van 2 maal 3 afhangende diepsteekgroeflijnen als onder den rand, afgewisseld door 3 omgekeerd V-vormige, in elkaar gestoken, dito groeflijnen onder het oor. Oor zelf met 3 verticale steekgroeflijntjes. Kleur geelbruin. Oppervlak enz. als voren.

34 (1927/VIII 43) (Afb. 28 : 38) Gebroken en onvolledig, doch gerestaureerd bovendeel van vrij groote éénoorige terrine, als No 30, doch schouder smaller, schouderbasis afgerond, ornament meer verbasterd. Hals met 3 siergordels: drie omloopende wikkeldraadlijnen onder den rand, twee dito om de basis en meerdere groepen van drie liggende daartusschen. Schouder met een krans van korte, staande, zwaar ingedrukte, diepsteekgroeflijntjes. Oor met 3 staande rijen van telkens 5 wikkeldraadlijntjes; op den buik daaronder 5 langere dito lijntjes. Kleur grijs-grauw. Overigens als voren.

35 (1927/VIII 44) (Afb. 28 : 33) Gebroken en onvolledige, doch gerestaureerde terrinevorm. Rand ontbreekt. Hals met sporen van omloopende wikkeldraadlijn, waaronder een boogvormige en een staande diepsteekgroeflijn. Schouder met afhangende, ingestoken driehoeken. Kleur enz. als voren.

36 (1927/VIII 45) (Afb. 28 : 30) Terrine als voren, doch bodem bol en hals geheel versierd met drie omloopende diepsteekgroeflijnen boven, één dito onder en één, althans eenmaal, door evenwijdige boogjes onderbroken, kettingvormig diepsteekornament daartusschen. Kleur geelachtig grijs. Oppervlak enz. als voren.

37 (1927/VIII 46) (Afb. 28 : 35; 30 : i) Gebroken en onvolledig, doch gerestaureerd scherp geprofileerd terrinevormpje, met vrijwel middenstandigen buikknik. Hals cylindrisch, schouder breed, beide versierd. Halsversiering drievoudig zonair: boven met zigzag-, onder met effen groeflijn, daartusschen groepjes van 3-4 staande diepsteekgroeflijntjes. Schouderversiering vlak-dekkend: voor de eene helft bestaande uit afhangende driehoeken, voor de andere uit groepjes loodrechte diepsteekgroeflijnen. Kleur plekkerig lichtbruin en grijsgrauw. Oppervlak enz. als voren.

38 (1927/VIII 47) (Afb. 28 : 18) Fragment van kleinen terrinevorm. Hals toeloopend. Schouder breed met vrijwel middenstandige basis. Bodem ontbreekt. Schouder versierd met 8 groepjes van telkens 5 liggende wikkeldraadlijnen; boven, tusschen 2 dier groepjes, een gaatje van het ingestoken oortje. Kleur roodbruin. Oppervlak enz. als voren.

39 (1927/VIII 48) (Afb. 28 : 31; 30 : 87) Gebroken, doch vrijwel volledig, gerestaureerd, versierd éénoorig, verbasterd terrinevormig potje (zie ook ƒ). Hals met 2 omloopende diepsteekgroeflijnen en 2 zigzagvormige daaronder. Van de halsbasis groepsgewijze afhangend een viertal diepsteekgroeflijnen. Oor de halsbasis overbruggend, onversierd. Oppervlak glad. Grondmassa met enkele grove steenkorreltjes. Kleur lichtbruin.

40 (1927/VIII 49) (Afb. 28 : 24; 30 : 82) Hals-schouderfragment van versierd terrinevormig potje. Hals kraagvormig uitstaand met oorspronkelijk reparatiegaatje. Schouder tamelijk breed, afhangend. Buikombuiging afgerond. Versiering: beperkt tot groeflijn om de halsbasis en krans van elkaar rakende, in elkaar gestoken, staande, drievoudige wiggen van diepsteekgroeflijnen. Kleur lichtgeel. Oppervlak ruw. Grondmassa met grof steengruis.

41 (1927/VIII 50) (Afb. 28 : 28; 30 : 88) Losse, vermoedelijk samenhoorige scherven en oor van terrinevorm als voren No 30. Kleur grijsachtig-bruin. Oppervlak enz. als voren No 31. 42 (1927/VIII 51 en 52) Twee schouderscherven van terrinevorm als voren.

43 (1927/VIII 53) (Afb. 28 : 26) Hals-schouderscherven van terrine als voren No 36, doch versiering anders. Halsbasis met groeflijn; daaronder krans van schuin naar links ingestoken groefjes, nog lager zigzagvormige diepsteekgroeflijn. Kleur roodachtig-geelbruin. Overigens als voren.