10 (1927/VIII 19) (Afb. 28 : 2) Trechterbeker als voren, doch om halsbasis stafband met vischgraatversiering; afhangende groeflijnen bovendien langer en fijner; de kleur roodachtig-donkergrijs.

II (1927/VIII 20) (Afb. 28 : 10) Gebroken, doch onvolledige, gerestaureerde, kleine trechterbeker. Hals ingesnoerd, niet scherp afgezet, met dubbele, zigzagvormige diepsteekgroefUjn om het benedengedeelte en groeflijn om de halsbasis. Bovendeel buik met afwisselende groepen van telkens vier franjeachtig afhangende, langere en kortere, dito groeflijnen. Kleur grijsbruin. Oppervlak en grondmassa als voren.

12 (1927/VIII 2i) (Afb. 28 : 16) Bovendeel trechterbeker met cylindrischen hals en even aangeduiden schouder. Versiering als voren. Kleur roodachtig-grijs. Oppervlak mat. Grondmassa met steengruis.

13 (1927/Vni 22) Scherf van grooten, scherp geprofileerden trechterbeker. Om de halsbasis een puntrij; overigens als voren.

14 (1927/VIII 23) (Afb. 28 : 14) Benedendeel trechterbeker met vrijwel cylindrischen hals. Versiering als voren, doch groeflijnen niet ingestoken, maar getrokken. Kleur geelachtiggrijs. Overigens als voren.

IS (19Z7/VIII 24) Hals- en buikscherf van trechterbeker met franjeachtig afhangende groeflijn versiering als 2. Overigens als voren.

16 (1927/VIII 25) Gebroken, doch gerestaureerde hals van trechterbeker als voren.

17 (1927/VIII 26) Buik-bodemscherf vermoedelijk beboerend bij 16.

18 (1927/VIII 27) (Afb. 28 : 12) Halsscherf als 18, doch zigzagvormige halsversiering drievoudig. Kleur donkergrijs. Overigens als voren.

19 (1927/VIII 28) Hals-schouderscherfje van trechterbeker met diepsteekgroeflijn om halsbasis en franjeachtig afhangende dito buikversiering. Kleur bruin. Oppervlak glad. Grondmassa met steengruis.

20 (1927/VIII 29) Schouderscherf als voren. Overigens als 18.

21 (1927W111 3°) Gebroken, doch gerestaureerd onderstuk van kleinen trechterbeker met franjeachtige, groepsgewijze lijnversiering. Overigens als 19, doch grondmassa met fijn granietgruis.

22 (1927/VIII 31) Onderstuk als voren, doch versiering niet onderbroken en bijmengselen grover.

23 (1927/VIII 32) (Afb. 28 : ii) Onversierde trechterbeker met smallen schouder, van verbasterd type. Overigens als 8, doch roodbruin.

b. Kraag (hals) fleschj es (Afb. 28 :19-23; 30 : 2,3, 90, 91)

Hals kort, in het midden gekraagd. Buik geschouderd. Bodem plat. Versiering beperkt tot kraag en bovendeel buik. Binnenwand kenmerkend voor dezen vorm nimmer uitgestreken. (Afb. 30 : 91). Aardewerk als voren.

24 (1927/VIII 33) (Afb. 28 : 19; 30 : 2 en 91) Gebroken, doch gerestaureerd bovendeel kraagfleschje. Hals kort en steil; kraag met afloopend, radiair versierd bovenvlak. Schouder hoog opgetrokken, versierd met drie omloopende wikkeldraadlijnen, waaronder groepjes van telkens drie staande, flauwe diepsteekgroeflijnen. Kleur licht geelachtigbruin. Grondmassa fijn geslibde leem.

25 34) (Afb. 28 : 23; 30 : 3) Gebroken, doch bijna volledig, gerestaureerd kraagfleschje als voren doch rand afgebrokkeld, schouder meer afloopend en ornament anders. Kraag versierd met twee omloopende rijen van schuin naar links ingestoken indruksels en één rij, nauwlijks zichtbare, verticale daaronder. Schouder als voren, doch bovendeel