VONDSTBESCHRIJVING

I. AARDEWERK

A. Ec h t Hunebeda a r d e w e r k

a. Trechter (hals) bekers (Afb. 28 : 1-8, 10-12, 14, 16; 30 : 4-6)

Hals tamelijk hoog, min of meer ingesnoerd-trechtervormig, soms cylindrisch. Buik afgeknot-tolvormig tot afgeknot-ongelijk-dubbelconisch. Bodem plat, soms afgerond. Ooren ontbreken. Grootte gevariëerd. Hals soms, bovendeel buik geregeld versierd, zelden beide onversierd. Om halsmidden soms ingestoken enkel- of meervoudige zigzaglijn; halsbasis vaak geaccentueerd door begin steekgroeflijn, soms door omloopende groeflijn, een enkele maal door versierden stafband. Buikversiering van gelijke, of groepsgewijze afwisselend langere en kortere steekgroeflijnen, franjeachtig afhangend van halsbasis over schouder. Kleur afwisselend. Oppervlak meer of minder fijn gesaust. Grondmassa leem met steengruis, soms fijn geslibd (zie voorts groep ƒ: Overgangs- en bastaardvormen).

I (1927/VIII 10) (Afb. 28 : 4; 30 : S) Gebroken, doch volledige en gerestaureerde, rondbuikige trechterbeker. Halsbasis met groeflijn, waarboven een puntrij; bovendeel buikwand met franjeachtig afhangende, ondiepe, regelmatige groeflijnen. Bodem plat. Kleur donkergrijs.

2 (1927/VIII ii) (Afb. 28 : 3: 30 : 6) Dito trechterbeker, doch hals vrijd uitstaand. Buikwandversiering als voren. Kleur geelachtig-bruin tot donkergrijs. 3 (1927/VIII 12) (Afb. 28 : i) Scherven van trechterbeker als voren, doch hals minder

virijd en halsbasis met groeflijn. Schouder-buikgedeelte met afhangende, fijne diepsteekgroeflijnen. Bodem ontbreekt. Kleur roodachtig-grijs. Oppervlak glad. Grondmasssa zeer fijn geslibd.

4 (1927/VIII 13) (Afb. 28 : 8) Scherf van rondbuikigen trechterbeker, versierd met afhangende diepsteekgroeflijnen. Kleur geelachtig, donkergrijs geplekt. Grondmassa fijn geslibd.

5 (1927/VIII 14) Hals- schouderscherf van scherp geprofileerden trechterbeker. Hals trechtervormig. Schouder smal, versierd met afhangende diepsteekgroeflijnen. Kleur bruin. Grondmassa met steengruis. A * « « *1 t c j -1-A...1.^.1aaV f.tAAr VA«*ei*r<l

6 {1927/VIII 15) Schouder-buikscherf van trechterbeker als voren, doch fijner versierd. Kleur enz. als 3.

7 (1927/VIII 16) (Afb. 28 : 7) Gerestaureerd schouder-buik-bodemgedeelte van zeer scherp geprofileerden trechterbeker als voren.

8 (1927/VIII 17) (Afb. 28 :s) Gebroken, doch onvolledige, scherp geprofileerde trechterbeker met ingesnoerden hals en hoogen smallen schouder. Om de halsbasis gegleufde groeflijn. Schouder en buik met afhangende, dito lijnen. Kleur plekkerig lichtgeel en roodachtig grijs. Oppervlak mat. Grondmassa met grof steengruis.

9 (1927/Vni 18) (Afb. 28 : 6; 30 : 4) Trechterbeker als voren, doch middenhalszone bovendien met dubbele fijne, zigzagvormige diepsteekgroeflijn. Kleur donkergrijs. Oppervlak dun gesaust, glad. Grondmassa fijn geslibd.