(VUUR) STEENEN VOORWERPEN

Varia (Afb. 20a : Iv-w)

IV Langwerpig, spaanvormig mesje van glanzend->zwarten vuursteen, met geretoucheerden rug. Eén platte kant onbewerkt.

iie Afslag van grijzen vuursteen.

Hoetvel ook de latere vondsten op de eindphasen van de hunebeddencultuur wijzen, wijken zij toch veel minder van de normale vondsten af; zij bieden voor een nadere tijdsbepaling dan ook een veel geringer houvast dan de boven besprokene van Van Lier.

Het nadere onderzoek heeft zoodoende het vroegere door Van Lier op de hoofdpunten bevestigd en voorts aangevuld. Bovendien stellen de resultaten van later onderzoek hier en elders ons in staat zijn gegevens verder te interpreteeren.

HET NDL. HUNEBED (D XXVIII) TE BUIKEN, OEM. BORGER {Een bijdrage tot de absolute chronologie der Nederlandsche hunebedden)

(Afb. 21—32)

Ongeveer 1800 m O. van Borger en 2000 m ten W. van het gehucht Buinen, Gem. Borger, Prov. Drente, bevinden zich naast elkaar twee kleine hunebedden (Afb.2l) Ö-8)*). Beide zijn typisch voor de Nederlandsche hunebedden, waarvan er thans nog 54 bewaard zijn. Daaronder en ook onder die, welke vroeger vernield zijn, komen er niet voor met één deksteen en zonder gang, d.w.z., dat dolmens in den waren zin van het woord bij ons te lande, evenals in N.W.- Duitschland, ontbreken. Hier en ginds vindt men, in tegenstelling tot W.- en Z.W.-Europa, slechts steengraven met rechthoekigen plattegrond en twee tot tien deksteenen, gewoonlijk correspondeerend met eenzelfde aantal paren draagsteenen. Deze laatste vormen op hun beurt de lange zijden van den kelder, die, op één uitzondering na, hunebed D LIV bij Havelte 6e» 9), aan de uiteinden door telkens één sluitsteen is afgesloten. De kelder was oorspronkelijk geheel of grootendeels verborgen onder een ronden, ovalen of rechthoekigen heuvel, waaromheen zich al of niet een steenkrans kan bevinden. Van dien dek- of mantelheuvel is thans meestal niet veel meer over. Er bestaat in Nederland, nl. op den Schimmeresch bij Emmen slechts één voorbeeld van een zgn. langgraf, d.w.z. een hunebed in den vorm van een lang en

') Zie litteratuur aan het eind van dit artikel, p. 135.