„in een opgeworpen heuveltje, waar in zich een grafkelder bevindt, van agt „zogenoemde Veldflinten te zamen gezet; als een in het Oosten, een in het „Westen, en drie aan iedere zyde.

„Deze steenen zijn aan de binnenkant, in den kelder zeer effen en vlak, „en bepalen eene ruimte van twaalf voeten in de langte, van het Oosten naar „het Westen uitgestrekt, zeven voeten in de breette, en vyf voeten in de diepte. „De ingang, die in het Zuiden en twee voeten breed is, (hebbende een van de „drie groote veldflinten ten oosten, en twee ten westen) gaat met vier trappen „nederwaart, en is, gelyk ook de vloer, van kleindere keisteenen in zand „gelegt, gemaakt. Door het graven, by het ontdekken dezer kelder, zyn er, „zo in als rondom den zelven veele TJrnae, of aschbussen, met verbrande „beenderen (waar onder sommige nog kenbaar waren) en met asch gevuld, „dog echter meest beschadigt of geheel in stukken, gevonden; gelyk ook „eenige steene beitels, van iets meer dan een duim breed, en twee duim lang, „uitgezondert een, die wel drie vierendeelen van een voet lang, en maar een „halve duim breed is. Eenige derzelve gelyken naer de gemeene vuursteenen, „en andere naer het Duitsch agaat. Sommige zyn, het scherpgeslepen einde „alleen uitgezondert, geheel ruw, andere daar en tegen geheel glad, en byna „als gepolyst”.

Deze beschrijving is duidelijk. Voor zoover vergelijkbaar komt zij met de onze overeen ').

Bij omrekening (1 Groninger voet is 0.291 m “)) blijken de opgegeven maten te zijn als onderstaand;

De door ons gevonden maten kloppen dus voor de lengte het best met de door v. Lier opgegevene, voor de breedte daarentegen beter met die van den Anonjrmus.

volgens van Lier Anonym. Nederl. Jaarb. van Giffen’) Apr. 1756 Mei 1756 1918 1. kelder 3.50 2.62 3.32 ( W. 1.62 br. „ 2.04 1.80 } M. 1.75 ( 0- 1.83 h. „ 1.46 1.46 br. ingang 0.58 0.62

‘) Van Giffen, A. E.: l.c. I, D XIII.

*) Wi 11 age, H. G.: Tafels v, d. Wisselkoersen etc., 1840.

») Van Giffen, A. E.: l.c. I, D XIII, PI. 29.