DE ZGN. EEXTER GRAFKELDER, HUNEBED D XIII, TE EEXT, GEM. ANLOO
(Museumverslag over 1927, No 3)
(Afb. 16—20a)
In den vorigen almanak i) schreef Dr R. D. M u 1 d e r een belangwekkend, m.i. uitstekend doorwrocht artikel over Mrjoh. van Lier (1726—1785), den eersten wetenschappelijken natuuronderzoeker van Drente.
Mulder behandelt daarin o.a. uitvoerig Van Lie r ’s ~Oudheidkundige Brieven”, waarin de zgn. Germaansche grafkelder te Eext een zoo belangrijke rol speelt *). Referent wijdt er drie pagina’s druks aan. Hij vermeldt voorts het vijftal afbeeldingen, waarmede Van Lier zijn werk besluit, om dan te eindigen met er op te wijzen, dat ~Van Lier’s pioniersarbeid door de na hem komende, (volgens den schrijver) meer theoretisch georiënteerde oudheidkundigen, in het geheel niet gewaardeerd” zou zijn. Bij dien, door adnotities gestaafden uitspraak wordt alleen De Wilde uitgezonderd. Mulder eindigt (1.c., p. 46) zijn beschouwing met De Wild e ’s verzuchting, dat er sedert Van Lier nooit ook nog niet in 1908 een enkel wetenschappelijk onderzoek van één onzer hunebedden heeft plaats gehad. Het laatste is evenwel niet geheel juist, aangezien J.Hofstede reeds een eeuw tevoren, in 1809, een voor dien tijd zeer behoorlijk onderzoek had gedaan van den Emmer grafkelder ®).
Dit is echter niet de aanleiding tot het maken van deze kantteekening. Veeleer is het een opmerking omtrent de vraag, die bij het lezen van bovenstaand artikel wel bij menigeen zal zijn opgekomen, wat er toch met de door Van Lier verzamelde en afgebeelde oudheden is geschied. Ik zelf heb mij althans destijds, toen ik de geschiedenis van den Eexter grafkelder naging, die vraag gesteld, doch kreeg er slechts een zeer onvolledig antwoord op. Wijlen W. P 1 e y te, die in zijn „Nederlandsche Oudheden” den Eexter grafkelder met
') N. Dr. Volksalm. 1942, p.p. 33.
*) Va n Lie r, J.: Oudheidk. brieven, bevatt. enz. en in het bijzonder de beschrijving van eenen alouden steenen Grafkelder, met daarin gev. Lijkbusschen, Donderkeilen en Donder* bijlen enz. bij het Boerschap Eezt, in het Landschap Drenthe, ontdekt en voorts met voorrede en aanteekeningen voorzien door A. V osma e r, 1760.
waa UW* n» » U ö 111 et C 1 , X/UU. Vergl. a) Westendorp, N.; De hunebedden. Verhandel, ter beantw, van de ▼rage: Welke volkeren hebben de zgn. hunebedden gesticht enz. Letter- en oudheidk. Verh, ▼. d. Holl. Mij. der Wetensch. te Haarlem, Dl. I, 1815. N.B. de eerste druk van dit werk is veel beter dan de 2de van 1822. (v.G.).
6) Tan Giffen, A. E.: De hunebedden in Nederland I, 1925, p. 216 sub 32 (en p. 2i6 resp. 218 sub 35 en 38); 11, 1927, p. 28—42.