ze teekenen van seniele aftakeling te vertoonen. Ja, eikenhout kan heel wat verduren.

Onder die plank heeft Klein-Jantje meestal het kogelvormig nestje gefabriceerd, zoo aan den kant van de sloot. Een waar kunststuk is het. Veiliger plekje was moeilijk te bedenken en van de weersinvloed wordt weinig last ondervonden. Telkenjare wordt het huisje weer een beetje opgekalefaterd, waarna het weer als nieuw aan z’n bestemming beantwoordt. Aan spinnen geen gebrek en dus is de disch meestal rijk voorzien en behoeft geen gebrek te worden geleden.

M WW De dennen bieden een welkom verblijf voor de blauwe reiger, die in het nabije veentje broedt en die met z’n kroost in den nazomer hier een geschikt nachtverblijf heeft gevonden.

Het dichte hulststruweel onder de dennen vormt een ideale broedplaats voor den merel, deze slokop, die nooit te verzadigen schijnt en in vele tuintjes in slabedden een -vraie verwoesting aanricht. Met heftige stoten wordt geen blad op haar plaats gelaten. Toch zou ik deze deftige zwartrok hier niet graag willen missen. Als nog alles zwijgt, uit deze geel gesnavelde zanger in de vroege lente, niettegenstaande de kille avonden, z’n levensvreugde in krachtige strophen. Daarom, het ga je wel, forsche troubadourl

Wel moet hij straks het onderspit delven voor den koninklijken meistreel, die in de brandnetels broedt en die zelfs de donkerste nachten met z’n melodieus geluid verlicht.

Uit de dichte eikenkronen klinkt de welluidende klank van den wielewaal, deze sprookjesvogel, die in alles aan de tropen doet denken en hier in den grond der zaak een vreemde verschijning is. Zelfs zijn nestbouw herinnert aan warmere oorden, zooals het kunstig onder aan de takken bengelt en schijnbaar aan geen windstoot weerstand kan bieden, doch in werkelijkheid een veilige kinderwieg blijkt. Slechts korten tijd voelt deze gele zomergast zich hier thuis en reeds ver voor den tijd, dat de hazelnoot zijn ronde vruchten in de verkleurende varens laat kletteren zult ge hem tevergeefs zoeken.

In de hooge peppels aan den landweg vindt de zwart-bonte roofridder wat hij zoekt en voor de meest brutaalste durfal onder de schoolbengels is zijn burcht niet te bereiken. Toch moet hij, al is zijn kasteel dan ook van pantserplaten voorzien, evenals de zwarte kraai, vaak tol betalen, omdat eksters en kraaien interesse blijken te bezitten voor het jonge fazanten- en patrijzenbroed, ja zelfs een jong haasje niet versmaaden. Overigens, al beelden de mannen van het groene gilde zich in, dat ze in het voorjaar grondige opruiming gehouden hebben onder dit vliegend roofgespuis, toch blijken er nog genoeg overgebleven te zijn om de oude traditie van hun geslacht te handhaven. Het zijn bovendien niet de eenigsten, die een mensch te slim af zijn.

Op mistige avonden in Januari onderneemt de bunzing, die in de