Harm Jan Huydekoper (dus een kleinzoon van schulte no. 14), schrijft de toenmalige Vriezer predikant H. Rutgers een artikeltje in Dr. V. 1910, waaraan ik ontleen, dat Huydekoper met zijn gezin in 1796 naar Amerika vertrok. Het is hem daar zeer goed gegaan; hij stierf in 1854 te Meadville, waar hij lange jaren woonde en veel tot stand bracht, ook in het algemeen belang; zijn woonplaats was het door hem gestichte landgoed Pomona. Drie zijner kleinkinderen bezochten in 1907 Vries en zonden Ds. R. later het familiegedenkboek, waarvan ook een ex. (in de Eng. taal) voorhanden is in de bibliotheek van het R. A. te Assen.

De plaats, waar de schuiten Wolthers gewoond hebben, is nog wel bekend, n.l. tegenover het gemeentehuis te Vries; het oude gebouw is in 1923 afgebroken en door een nieuwe boerderij vervangen.

15. Lambertus Wolthers. Commissie van den Stadhouder 16 Mei 1775, beëedigd 13 Jimi d.a.v. (en op 14 April 1795 nog in functie). Dr. V. 1902.

Het tusschen haakjes geplaatste lijkt mij onzeker; men zie hierna. Volgens het huwelijksregister van Vries is L. W. 29 Juli 1787 gehuwd met IJkien Jans Hillebrands te Vries.

Aan de hand van de doopboeken van Vries ben ik geneigd te veronderstellen, dat het huwelijk kinderloos is gebleven.

Van Novb. 1793 Mei 1794 is schulte Wolthers geschorst geweest; Johannes Linthorst Homan J. U. D., sedert 1766 schulte van Norg, wonende te Vries, verving den geschorsten ambtgenoot en werd zijn opvolger.

De schorsing van schulte Wolthers was een gevolg hiervan, dat bij een inspectie in 1793 van de schulten-administraties, o.a. die van Vries in minder gunstigen staat werd bevonden; de betrokken schuiten kregen een scherpe

aanmaning om binnen een bepaalden tijd hun protocollen in orde te brengen. De schulte van Vries, die meende, dat de zaak zoo’n vaart niet zou loopen, en de order niet opvolgde, werd geschorst (Dr. en Gedep. 15 Novb. 1793). (Inleiding Inventaris schuitengerechten, R. A. Drenthe). Door Mr. Joosting, den samensteller van dezen inventaris, wordt ook een en ander meegedeeld over de beide schuiten Linthorst Homan, die hierna volgen als nos. 16 en 17, doch hij begaat hierbij, naar ik meen, één misslag; schr. zegt, dat in 1804 de zoon van den procureur-generaal schulte van Vries en Norg werd, hetgeen echter niet mogelijk is, daar deze toen (gelet op den leeftijd), nog geen zoon had, die schulte kon zijn terwijl de tijd van de kinderbenoemingen voorbij was. De procureur-generaal zelf moet (toen voor de tweede maal) tot schulte aangesteld zijn. Verschillende stukken uit dezen tijd, die ik in handen kreeg, bebvestigen dit, naar het mij voorkomt. Een bewijsplaats is ook te vinden in „Ontstaan der gemeenten in Drenthe,” door Mr. Linthorst Homan, pag. 217.