van dat jaar aan Jan Egberts. 16 Maart 1653 heet A. „oud-schnlte”; 8 Augs. 1657 was hij overleden. (Dr. V. 1902).

Allertshof was tevoren schatbeurder van Vries en bleef dit ook. Op 5 Juni 1644 behandelden Drost en Gedeputeerden op hun rechtdéig de geschillen over ’t schatbeurderschap van Vries tusschen schults Allertshof en de karspellieden, welke geschillen werden beëindigd met afstand door A. van het schatbeurdersambt tegen genot van 85 car. guld. van ’t karspel en van 65 C. G. van Hendrik Homans te Yde, wien ’t schatbeurderschap werd opgedragen.

In de schatbeurdersfunctie kon Allertshof het blijkbaar niet iedereen naar den zin maken; op 5 Sept. 1644 was Geert Mackinge van Donderen voor Drost en Gedeputeerden gedaagd over omslagen, door den oud-schatbeurder schults Allertshof; aan den schults werd bij die gelegenheid „oorkonde gegeven” over ’t gezegde van Mackinge tegen hem: „01 die onrechtveerdige”.

Dezelfde Allertshof beleefde in 1620 binnen Groningen een eigenaardig avontuur. Hij werd aldaar in arrest gehouden door „dien van ’s Heeren wijnhuis” voor een actie op de ingezetenen van Vries. A. klaagde bij Drost en Gedeputeerden van Drenthe, die het geval op 2 Juni 1620 behandelden; de klacht werd aan de Magistraat van Groningen gezonden om „nadere verklaring, of afdoening van ’t arrest”.

Behalve met de karspellieden van Vries en de heeren van Groningen, kreeg Allertshof het ook nog aan den stok met niemand minder dan den Drost van Drenthe. Op 22 Nov. 1649 bespraken Ridderschap en Eigenerfden een beklag van drost Van den Boetselaer, dat Allert Allertshof, gewezen schults van Vries, hem bij den Stadhouder had beklad; het verrichte door den Drost in deze aangelegenheid werd „geapprobeerd”, onder reserve der correctie van den oud-schults Allertshof. Bij deze gelegenheid werd vermeld, dat A. op de Lotting van 24 Novb. 1647 was gesuspendeerd (zie boven) op een beschuldiging van valschheid door Willem Ribrinck (blijkbaar een vooraanstaand ingezetene van Vries), waarna hem door den Drost was vergund zijn schultsambt te resigneeren aan Jan Egberts.

10. Jan Egberts (ook genaamd Linthorst).

Schulte van Vries krachtens nominatie van den Drost d.d. 15 Decb. 1647; van hem komt nog een handteekening voor dd. 3 Mei 1661 (Dr. V. 1902).

Egberts wordt aangehaald in de lijst van Drentsche functionarissen in de Kroniek van Picardt, pag. 271, Ie druk (1660) als schulte van Vries en Baenderschulte in Noordevelder-dingspil.

De hr. J. Westra van Holthe vond in het trouwboek van Groningen een aanteekening dd. 20 April 1650 inzake d’Erentfeste Johan Egberts van Cockange, schultes tot Vries, banderschultes in Noordenvelt, en de deugtsame dochter Elletyn Allershoff; ~hiervan attestatie gepasseert”. De heer Voges, ambtenaar