zoon Menso komt voor als Pathuysz. terwijl een kleinzoon Pieter, die te Amsterdam notaris werd, zich Padthuyzen noemde.

De voornamen der meiers van het Padhuis zijn achtereenvolgens Claes (Nicolaes), Johan, Hindrick en Claes. Bij de Groningsche familie worden in het oudst bekende gezin namen aangetroffen als Johan, (Jan) Hindrick, en Nicolaes (Claes). En aangezien nu de familienamen op huis oorspronkelijk zijn ontleend aan huizen en van die huizen op de bewoners zijn overgegaan, is het dan te gewaagd bij deze overeenkomst in voornamen en daarbij ook gelet op het huwelijk met Aeltien v£ui Selbach —te veronderstellen, dat de Groningsche familie Pathuis van het Padhuis in de heerlijkheid Coevorden afkomstig is?

Het wapen van deze familie is: in goud een met roode vruchten beladen groene boom, in welks top twee naar elkaar toegewende witte vogels, met roode bek en pooten, zitten. Helmteeken: de boom met de vruchten, doch zonder de vogels. Dekkleeden: goud en groen. *)

Het betreft hier een bekend symbool, een levensboom, dat op zijn zwerftocht van het eene volk naar het cindere uit Babylonië en Assyrië tot ons is gekomen en zelfs in Drenthe bekend geworden is.

Wel drukten tijd en plaats er een zeer verschillend stempel op, doch de grondgedachte van dit naturalistische, later religieuze motief bleef gelijk. Zoo werd de levensboom in joodsche legenden tot mozesstaf en in christelijke legenden tot het kruis van Jezus.

In 1304 doen scheidsrechters uitspraak in een geschil tusschen het klooster te Assen (vroeger bij Coevorden) en Rotger van Helde, schulte van Drenthe. Aan het desbetreffende charter hangt o.a. het eenigszins geschonden zegel van den Steenwijkschen kanunnik Philippus, waarop een levensboom (een vruchtendragende boom, waarin twee naar elkaar toegewende vogels zijn gezeten) voorkomt. Reeds in het midden der 13de eeuw wordt de levensboom in de heraldiek herhaaldelijk aangetroffen; het aantal der vogels is sterk varieerend. In de sagen van verschillende volken komt een mensch doorgaans met behulp van dieren, vooral van vogels, in het bezit van de levensvemieuwende krachten, die een levensboom in zich bergt.

Kruisen uit de 7de-9de eeuw bleven bewaard, waarvan de korte armen met rankenwerk zijn opgevuld, waarin dieren tegenover elkaar zitten (vogels, draken, eekhoorns) en van het loof eten.

Ook in het oudst-bekende Pathuis-wapen, op het portret van Menso Pathuis, 1623, eten de vogels van de vruchten.

Afbeelding: Literatuurlijst i 6.