uitbreiding behoeft‘); overigens vermeldt Oomkens in zijn „Bouwstoffen” N. Veenkamp ook al wel in 1784, als lid ener Commissie van boekverkopers (weiarin voorts zitting hadden J. Bolt, A. Groenewolt en J. Oomkens), „om een Concept van eene Gilderolle op te stellen”. Men mag hem voor die tijd dus zeker tot de vooraanstaande vakgenoten ter plaatse rekenen.

Het Asser Tribunal-archief loopt door tot 1838,watwie enigszins op de hoogte is van de vaderlandse rechtsgeschiedenis niet verbazen zal. Immers de Napoleontische rechterlijke organisatie overleefde mèt de Franse Codificatie de omslag van 1813, zij het met meer Nederlandse benamingen. •) Als de magistratuur bij schrijven van 18 November 1813 vanuit Den Haag wordt ~gerequireerd om bij provisie in hunne functiën te continueeren" blijkt alleen Bouly De Lesdain te ontbreken.

De aanvankelijk onder vreemde druk doorgezette nieuwe rechtsorganisatie bleek alleen al wegens haar uniforme gelding voor geheel ons land zo’n vermeerdering van rechtszekerheid te betekenen, dat ze, als vruchtbaar slib na een overstroming, gehandhaafd bleef, om eerst in 1838, bij de invoering van het Nederlandse Burgerlijke Wetboek c.a. door een nieuwe, vernederlandste organisatie vervangen te worden.

Een aanvankelijk als wel zeer onwennig gevoeld Fremdkörper, in tijden van omwenteling slechts onder vreemde druk aanvaard, blijkt aldus historisch gezien, toch wel een noodzakelijke schakel te kunnen betekenen in de spiraalvormige opgang der mensheid ...

De stukken van het Asser Tribunal doorneuzelend, noteerde ik voor de Drentse uitgevers- en drukkersgeschiedenis, die mijn hart heeft, nog enkele merkwaardige punten, die juist op de breuklijn-Veenkamp (Vormt deze niet het grafisch intermezzo tussen de Lensink’s en de Van Gorcum’s?) ®) zichtbaar worden, en die ik hier tot slot moge vermelden.

De Heer A. Pathuis te Groningen was zo vriendelijk in het Rijksarchief te Groningen voor mij op speurtocht te gaan, maar vond onzen Veenkamp noch in het Klein Burgerrecht of het Groot Burgerrecht, noch in de registers van het Cramersgilde of in Geldrecht, buurmaal en waterrecht.

In iBi6 bemerkt men vanuit ’s Gravenhage weer tweetaligheid vanwege de samenvoeging met België.

Vermelding verdient daarbij ook het contact van Drente’s bestuur met de Groninger boekdrukkers Bolt: Bij J. Bolt verscheen in 1796 een ~Ordonnantie op het heffen van den hondersten (sic!) penning voor het landschep Drenthe, vastgesteld door de representanten van het volk van Drente, ii Oct. 1796”. (Voor Drente mede bij H. Voogd,Meppel,J. van der Scheer, Coevorden en M. J. Sickens, Assen. Aanwezig Coll. Gratama, nr 604.) H. C. van Dockum maakt daarnaast in zijn onlangs verschenen boek ~Over, uit en om de Provinciale Drentsche en Asser Courant” (Uitgave ~Drukkerij Torenlaan”, 1942) op pg. 8 melding van een soortgelijke ordonnantie op de vijftigste penning, in 1795 voor de Gecommitteerde Representanten door Leonard Bolt.