Roelof Heckman Hillegien

Horinge sijn huysvrouwe

O God Gij Hemel Koning, geef

dog geluck in deese woning

met enen Goddelijcken Zin leyt ons

met hoer ten Hemel in. 1776

Men ziet, op belangrijke ogenblikken in het leven werd een zegenbede in bUjvende vorm gegeven met een inhoud, gelijksoortig aan wat we elders vinden op of bij de ~baanderdeur” der boerderij. Zo b.v in ’t Overijselsche Rijssen:

„Ferlat di nich op ersche dingen

Dat titlich got forswint geringe

Wat die mensche wieselick dot

De daer soec dat eegi got (Anno 1656).

(eegi got = eeuwige goed).

Sporen van dergelijke inscripties op balken of in stenen zijn er ook in Drente bewjiard, maar opgetekend zijn er helaas weinig. Van de vrome levenszin onzer voorouders, zich uitend in al hun doen en laten, blijven ons zo weinig getuigenissen over.

Dr H. zegt, dat de Fensterbierscheiben typisch Z.O. Drents zijn; door deze volkskunst sluit deze streek aan bij het Duitse Nedersaksen (vgl. W. Bomann: Bauerliches Hauswesen und Tagewerk im alten Niedersaksen W. Peszler: Deutsche Volkskunst Niedersachsen).

Op Z.O. Drente slaat dus wellicht ook een mededeling in de Drentsche Volksalmanak van 1838, blz. 74, waar de Koevorder A. v. H. (?) “) schrijft: „Toen ik voor eenige jaren, in Drenthe eene ruime welvarende boerenwoning betrad ... viel mijn oog op een der glasruiten, waarop een wagen met paarden bespannen was geschilderd, ten blijke dat in dat huis een huwelijk gesloten was.”

Deze mededeling klopt prachtig met de gegevens van Dr H.: de Fensterbierscheibe was een huwelijksgeschenk. Uit de wijze, waarop A. v. H. erover spreekt, mogen we wel opmaken, dat zo’n glasruit in Drente ook toen niet alledaags was.

Maar dezelfde Volksalmanak (1846 bl. 221) geeft ons een opmerking, weiaruit de gevolgtrekking is te maken, dat eenmaal de Fensterbierscheibe ook elders in Drente bekend is geweest. Daar staat n.1.:

„Voor het jaar 1760 had het (de schr. bedoelt het dorp Lhe e , gem. Dwingeloo) een afzonderlijke korenmolen op een standeiard. Thans staat dezelve