Fensterbierscheiben
door J. Naarding.
De rijke dissertatie van Dr C. C. W. J. Hijszeler i) voor de zoveelste maal nog eens doornemend, las ik wat aandachtiger dan vroeger op bl. 362 het hoofdstukje: „De zgn. Fensterbierscheiben”.
In een boerderij in Oud- Schoonebeek n.l. vond de schr. in het bovenraam van de keuken gebrandschilderde ruitjes. Bij navraag bleken ze hem afkomstig van familie en vrienden en geschonken bij gelegenheid van een huwelijk of het „richten van de binten”, bij de bouw van een boerderij. Natuurlijk had zowel bruiloft als richten plaats onder feestgelag, en daar glasruiten in het Duits Fensterscheiben heten en men in Drente sprak van kindelbier (= kraamvisite), leed- of doodbier (= begrafenismaal) enz., is ’t geen wonder, dat elders werd gesproken van Fensterbier en dat de geschonken ruiten Fensterbierscheiben heten ~over de grup”.
Als volkskunst kwam, volgens Dr H., het vervaardigen van die ruitjes alleen voor in ’t uiterste Z.O. van Drente, en deze kunst bloeide vooral in de 17e en 18e eeuw. Op de ruitjes vindt men doorgaans voorstellingen van het landleven: de oogstende, bouwende, rijdende of bruiloftvierende boer, en naast de boer de iemk e r . Op ’t eind van de 18e eeuw verdwijnen de „plaatjes” en worden deze vervangen door spreuken, meestal met sterk godsdienstige inslag . Zo vermeldt ons werk:
„Pieter Heckmans vrijgezel
O God, Gij Hemel Koning Ziet
neder in dees woning met een
ontferment oog, laat vee en mens
hier groeje, en God vrugt stedes bloejen
U loven Hemelhoog. 1776
Hindrik Eysen vrijgezelle
int bloejen der daagen
onwillig tot klaagen
was ik toen dit glas
door mij gegeven was. 1776