~scheidene en seer merkwaardige goederen beboeren, zoo in het Landschap „Drenthe als in de provintie Overijssel gelegen, doch voor het grootste gedeelte ~ onder de klokkenslag van de IJ horst”.

Op de vraag of getuigen weten dat dit goed is bevoorrecht met havezathes privilegiën, bestaande in vrijdom van alle boerlasten en de betaling van „ommeslagen”, verklaart getuige Roelof Willems Steenbergen wel te weten dat het vrijdom heeft van de boerlasten doch niet te weten of het de voorrechten van de havezathen geniet. Hendrik Jans Kuiper en Jan Wolthers zijn eveneens van deze meening. Den anderen getuige is een en ander onbekend.

Vervolgens krijgen wij een praatje over de jacht. De vraag wordt gesteld of de rentmeester vrijdom van de jacht in de provincie Overijssel bezit. Getuige Steenbergen weet wel dat de rentmeester Lunsingh daar gejaagd heeft, niet alleen tijdens zijn rentmeesterschap doch ook later als gedeputeerde, weet ook wel dat het ZEd. wel eens verboden is. De andere getuigen is het wel bekend dat de gedeputeerde daar ging jagen doch of hij daartoe het recht had wisten zij niet.

Wij komen nu aan de zaak waar het eigenlijk om gaat, de kerkstoel.

Vraag: ~Kennen de getuigen boven de genoemde en andere goederen en „geregtigheden daartoe behorende, een sekere stoel van drie banken in de „IJhorster kerk, bekent onder de naam van Rentmeestersgestoelte?”

Steenbergen verklaart deze stoel wel te kennen en wel onder den naam Lunsinghsstoel; Kuiper onder den naam Gedeputeerde- of Lunsinghsstoel, andere getuigen noemen hem het Heerengestoelte of zeggen er geen naam voor te kennen.

Van de getuigen wordt nu verwacht dat zij eenparig zullen verklaren, dat zij er nooit aan getwijfeld hebben dat deze stoel niet bij het huis of rentambt Dikninge zou behooren en daarom namens de Landschap door den rentmeester of bewoners van het Huis Dikninge is gebruikt.

Getuige Steenbergen zegt dat hij „daar nooijt agt op geslagen heeft”. Kuiper verklaart dat hij, zoolang hij als knecht bij den heer Lunsingh heeft gediend, deze altoos van dezen kerkstoel gebruik heeft gemaakt; de andere getuigen weten niet aan wien deze stoel behoort. Aan allen is het bekend, dat sedert het overlijden van den gedeputeerde Lunsingh, de heer Wyncko Tonckens er des Zondags geregeld gebruik van maakt.

Heeft de rentmeester Nijsingh ook van den rentmeestersstoel gebruik gemaakt? Getuige Kuiper verklaart dat tijdens de heer Nijsingh in de Wijk op „de Hof” woonde, deze altoos gebruik heeft gemaakt van de kerkstoel van L. ten Wolde. Ook de overige getuigen is dit bekend.

Aan de zijde der kerk waar het rentmeestersgestoelte staat, aldus vervolgt de schults zijn instructie, is een glas waarop staat geschilderd de Land-