verplicht aanteekening te houden van de verklaringen der getuigen enz. Het geschrift waarin dit 2illes is opgenomen draagt den naam van rochtbrief.

Wij zullen de aanhef van den rochtbrief, het verbaal van deze schuitenzitting hier woordelijk weergeven, om daarna in ’t kort de getuigenverklaringen te behandelen.

„Mr Albert Steenbergen van de Wijk, Coeksinge c.a. certificeeren door deesen openen verzegelden rogtbriev, dat op heden den 3 Meij 1790 in eenen openen en des morgens bij ’t klimmen der sonne in de Wijk, ten huize van Willem Jacobs Dunning, landregtelijk geheegde gerigte, voor mij scholtes en ceurnooten, die waren de Ed. Willem Jans en Jan Hendriks van Broekhuisen, geërfden in het carspel de Wijk, persoonlijk gecompareerd ende erschenen is, Dr C. E. Carsten jr van het Hogeveen, door de heeren Drost en Gedeputeerden daartoe landschapswegen geauthorijseert, volgens acte daarvan hier geproduceert, gevende comparant te kennen, dat hij dat rogt en deesen dag van rogte had doen aanstemmen, heegen en houden, om daarmede te bewijzen sodane klachte als deselve op de laatste Dieverder Goorsprake, den 6 April 1790, tegens de heeren W. en J. L. Tonckens van de Wijk en Westervelde, voor 2/3 erfgenaam van wijlen den heer oud-gedeputeerde Warmolt Lunsingh, op den 14 Januari 1789 te Dikninge overleden, en voorts (vermits het overlijden van derselver broeder de heer Johannes Tonckens, mede voor het overige 1/3 en dus voor het geheel tot de nalatenschap van gemelde heer Warmolt Lunsingh geregtigt), heeft ingedient, ter oorzake beklaagde sig sedert het overlijden van gemelden heer Warmolt Lunsingh, sig het regt tot en de beheringe van seker gedistingueert gestoelte in de IJhorster kerke, behoorende onder de Landschapsgoederen bij het Stift Dikninge en bekent onder den naam van rentmeestersgestoelte, bij wijlen gezegden heer oud-gedeputeerde tot aan desselfs overlijden, wegens de landschap beseten geweest, soeken aan te matigen. En opdat hier naar landregte mogte worden geprocedeert, zoo zijn getuigen gehoord en beëedigd.”

Deze getuigen kenden ook niet alle hun geboortejaar maar toch wel „zoo om en bij”.

Wij zullen de gestelde vragen (er waren er 23) en de beantwoording er van niet alle afschrijven, doch om niet te uitvoerig te worden deze zoo mogelijk combineeren.

Zoo wisten allen dat de heeren Tonckens erfgenamen waren van den oud-gedeputeerde Warmolt Lunsingh en van hun overleden broeder Johannes Tonckens.

Allen bevestigden dat zij hadden „goede kennis van het carspel de VWjk „en van de IJhorst en bijsonder ook van het Stift of Clooster Dikninge, met de „goederen daarbij er onder behorende, gelijk mede in de IJhorster kerke”.

Het was aan hun allen bekend, „dat bij het gemelde Stift Dikninge onder-