Hoe het ook zij, zeker is, dat Steven Coerts op zestigjarige leeftijd Ruinen en zijn verwanten verliet en met zijn gehele familie vertrok om met de Bonte Kou de Bontekoe naar Nieuw-Amsterdam te reizen.

Uit de passagierslijst van deze Bonte Kou is gebleken, dat behalve de matrozen en een detachement soldaten 49 passagiers meegingen, n.l. 21 mannen, 5 vrouwen met 23 kinderen en 3 meisjes. Met inbegrip van een dienstbare uit Meppel waren daarbij 29 Drenten, 4 Geldersen en 1 Zeeuw.

Het spreekt vanzelf, dat ik gaarne deze lijst met Drentse namen nageplozen zou hebben, doch het bleek, dat bedoelde bescheiden, nadat ze tien jaar geleden voor Amerikaanse belangstellenden zijn gebruikt, niet meer te vinden zijn, ondanks de moeite daartoe gedaan door het Rijksarchief in Drente. Laten we hopen, dat deze papieren later nog eens teruggevonden worden, zodat het dêin mogelijk is na te gaan, wie emigreerden en waar ze vandaan kwamen.

Een hele onderneming was het ongetwijfeld. Toen de tijd van vertrek aangebroken was, reisden ze over Meppel naar Amsterdam, waarbij gebruik gemaakt werd van den Meppeler veerschipper. Op het kantoor van de West-Indische Compagnie meldden ze zich voor de noodzakelijke inspectie en voor het betalen van de overtocht.

De prijs bedroeg voor volwassenen 36 gulden, met reductie voor de kinderen. De agent van de Compagnie Van Ruyven schreef na de inspectie Steven Coerts, zijn vrouw en hun zeven kinderen op de passagierslijst. Ook Stevens dochter Hendrik je en haar echtgenoot Jan Kiers ook een Ruiner naam! gingen mee. Alleen Coert, de oudste zoon, was volwassen, de andere kinderen waren tien jaar of jonger. Een beschrijving van de Bonte Kou is niet meer te vinden, maar dit zal het gewone tjrpe schip geweest zijn, dat de Compagnie voor overtochten gebruikte, met twee dekken, drie masten en het bekende hoge achterdek.

Op 15 April 1660 oude stijl begon de reis, die enkele weken zou duren langs de zgn. zuidelijke route.

Aan boord waren ook 18 soldaten, waarvan één met zijn vrouw en drie kinderen. In totaal reisden 5 families mee; vier daarvan hadden samen 23 kinderen; verder waren er 9 ongehuwde mannen bij, waaronder een kleermaker en een schoenmaker. Drie daarvan had Roelof Swartwout, een Geldersman, gehuurd. Swartwout had een bezoek gebracht aan zijn geboorteplaats en het is niet onmogelijk, dat hij dit mee gedaan had om aan werkkrachten te komen. Daaraan toch had men in de Nieuwe Wereld een groot tekort, zo, dat de grote kolonisten „dienstvolk” lieten werven door het gehele land en zelfs in Oost-Friesland, zoals uit de papieren van Kiliaen van Rensselaer blijkt. De Compagnie werkte n.l. de onafhankelijke kolonisten op vele manieren tegen, en we krijgen wel een slechte indruk van de benepen koopmansgeest dier heren Bewindhebbers der Compagnie. Hierbij dient echter opgemerkt te worden, dat fortuinzoekers