Steven Coerts,

Een Drents landverhuizer uit 1660

door J. Poortman.

De tegenspraak, die er bestaat tussen de hedendaagse zienswijze, dat de Drenten zo hokvast zouden zijn geweest en de mededeling van Picardt in zijn „Korte beschrijvinge van eenige vergetene en verborgene Antiquiteten” enz., p. 251 (uitgave 1660) of p. 376 (uitgave 1731) heeft me lang bezig gehouden.

Picardt toch zegt daar, waar hij het heeft over het zware lijden van Drente en zijn bevolking: „Getuygen zijn de meenigte der Drentse geslachten, die van haar verheerde Vaderlandt gelyck als uytgespogen zijnde haer begeven hebben in andere Provintien om haer fortuyn te soecken.”

Dit klopt volkomen met een vroegere mededeling uit de stad Groningen, dat de Drenten, die er waren komen wonen, er maatschappelijk zeer op vooruit gegaan waren, zodat zij mede aanzienlijke positie’s hadden ingenomen, zeer tot ergernis der Groningers zelf.

Dit nu wijst niet direct op het blijven vastzitten aan het eigen loeg of de eigen dorpsgemeenschap. Bestudering van,,Nederlanders in Amerika”, het uitnemende proefschrift van J. van Hinte, bracht me via ds Megapolensis op den eersten predikant van Midwout (Long Island) ds Johannes Theodorus Polhemus.

Dit toch was een naam, die ik in het kerkelijk archief van Meppel aangetroffen had. Hij was daar predikant geworden in 1627, nadat hij van 1624— 1627 in Gieten had gestaan.

Ds. Polhemus was in de Paltz geboren en hij werd te Meppel als eersten tweeden predikant beroepen. Romein deelt verder mede, dat hij in 1629 aangesteld werd tot rector der latijnse school op een tractement van / 200.—. In Meppel is hij tot 1634 gebleven en na door de classis ontslagen te zijn op 10 Februari 1634, vertrok hij naar zijn vaderland de Paltz. De reden daarvan is mij niet bekend. Bond de Meppeler gemeente hem te veel de handen ? Of was het de geest van de djmamische tijd, die hem naar Brazilië deed gaan, waar hij in 1648 in dienst was van de W.I. Compagnie. Ook daar bleef hij niet. De lamlendige houding vjui de bewindhebbers, maakten, dat „Bréisiel versujmit” werd en moest worden opgegeven. Ds Polhemus ging daarop naar Nieuw-Nederland, de verheerlijkte volksplanting, die toen zeer in trek begon te komen. Van Hinte deelt mee, dat door verschillende oorzaken, o.a. door de grote verdraagzaamheid op godsdienstig gebied en het gunstige klimaat de emigratie omstreeks 1660 zeer toenam. Gouverneur Stuyvesant had er in 1646 ruim 2000