14 (1940/X If) Vuursteenknol als No 12. Herkomst en gev. als No 8.

15 (1940/X 2) Breedtoppige, op doorsnede afgeknot-biconvexe, geslepen bijl van kristallijn gesteente (dioriet). Top spits toeloopend; snede convex. Neolithicum, per. zgn. Monte 1 i u s 111.

A. als No 8, doch gev. te Nuil, Gem. Ruinen.

16 (1940/X 3) Kegelvormige, geslepen hamerbijl van kwartsiet. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111-IV.

A. als No 8, doch gev. te Vledderveen, Gem. V 1 edd e r.

17 (1940/X 4) Breedtoppige, op doorsnede afgeknot-planconvexe, geslepen bijl van graniet; snede convex. Neolithicum, per zgn. Montelius 111.

A. als No 8, doch gev. te Wijster, Gem. Bei 1 e n

18 (1940/X 5) Breedtoppige, op doorsnede rechthoekige, geslepen bijl van dioriet; snede nagenoeg recht. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111.

A. als No 8, doch gev. te Zuidlaren, Gem. Zuidlaren.

19 (1940/X 6) Geslepen, wigvormig hamerbijltje met afgeronden top, van amphiboliet. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111-IV.

A. als No 8, doch gev. te Wijster, Gem. Beil e n.

20 (1940)X 7) Geslepen, wigvormige beitel („Schuhleistenkeil”) van vuursteen, met afgeronden top. Neolithicum, kenmerkend voor de bandkeramische cultuur.

A. als No 8, doch gev. te Smilde, Gem. Smil d e .

21 (1940/X 8) Breedtoppige, op doorsnede rechthoekige, geslepen bijl van vuursteen; snede convex. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111.

A. als No 8, doch gev. te Smilde bij de Leembrug, Gem. Smilde.

22 (1940/X 9) Sterk afgesplinterd, geslepen beiteltje van vuursteen snede convex. Neolithicum.

A. als No 8, doch gev. te Vledder, Gem. V 1 edd e r.