Verslag

VAN DE COMMISSIE VAN BESTUUR VAN HET PROVINCIAAL MUSEUM VAN OUDHEDEN EN GESCHIEDKUNDIGE VOORWERPEN IN DRENTHE, TE ASSEN, UITGEBRACHT AAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE, OVER HET JAAR 1940

Aan Heeren Gedeputeerde Staten van Drenthe

De Commissie van Bestuur van het Provinciaal Museum van Oudheden en Geschiedkundige Voorwerpen in Drenthe heeft de eer Uw College het verslag over het jaar 1940 aan te bieden, zooals dit is vastgesteld in hare vergadering van 24 Mei 1941.

Door het aan Dr P. W. J. van den Berg te Nijeveen op zijn verzoek verleende eervol ontslag als lid onzer Commissie ontstond in de samenstelling daarvan eene vacature.

De concierge-amanuensis B. J. Stuit heeft ook in 1940 wederom tot groote tevredenheid van den Conservator en het Dagelijksch Bestuur zijn werk verricht.

In den wettelijken grondslag, welke in het afgeloopen jaar aan het oudheidkundig bodemonderzoek in Nederland werd gegeven, zag ook ons Museum zich betrokken, doordat het hij beschikking van den Waarnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 11 November 1940 werd erkend als lokale instelling, als bedoeld in de Regeling omtrent dit onderzoek, onder aanwijzing van de Provincie Drenthe als ressort voor het Museum.

Het Dagelijksch Bestuur vergaderde in het jaar 1940 drie malen. De Jaarvergadering onzer Commissie vond plaats op 9 November. In verband met de buitengewone tijdsomstandigheden werd ditmaal afgezien van het doen houden van de gebruikelijke voordracht na afloop daarvan.