Wat overigens nog de dateering betreft: indien de boven genoemde voorwerpen, nl. 3 gebaarde vuursteenen pijlpunten en de resten van een bronzen dolkje, werkelijk uit den hier beschreven heuvel stammen (wat wel vrij zeker is), dan wordt deze daardoor nader op den vroegsten bronstijd. Per. zgn. Montelius I, parfpr bepaald. De umenvondsten uit den laten brons- of vroegen ijzertijd zijn daarmede niet in strijd.

Opmerking verdient ten besluite nog een stamper die vroeger door den eigenaar Z.Z.O. tegen den heuvelrand was gevonden. Het toen gegraven gat vonden wij nog terug (Profiel B: vak 10). H. Brunsting.

tweeperiodenheuvelen kringgrepurnenveld bij ELDERSLOG, GEM. ROLDE

(Museumverslag over 1940 Nos 25—32, 40—41, 43—46 en 53 12)

(Afb. 2—10)

In 1939 was in de omgeving van den „Klaassteen”, een oude grenssteen in het Rolderveld, die mede zijn naam heeft gegeven aan een veentje in de buurt, een stuk heide omgeploegd. Op een deel van het terrein, kadastraal perceel no 782, Sectie R., Gem. Rolde, waren daarbij scherven aangetroffen. Op verzoek van Prof. Dr A. E. v a n G i f f e n stelde de eigenaar, de Heer J. P i e s t te Eldersloo, de verdere ontginning van dit gedeelte uit, op voorwaarden, dat het na het onderzoek zou worden geëgaliseerd en ontgonnen. Het onderzoek geschiedde 24 Juni—l3 Juli 1940 met behulp van 17—26 te werk gestelde arbeiders.

Het terrein, een Z.W.—N.O. verloopende rug, was reeds grootendeels zeer diep( ± 0.5 m en meer) omgeploegd. In het midden was duidelijk een grafheuvel te zien, die door de ploeg bijna geheel was omgewoeld; elders lagen kleinere heuvels, ook reeds ten deele overploegd. In de herfst van 1939 waren er in het „gescheurde” gedeelte duidelijk kringgreppelvullingen waar te nemen; bij het begin van het onderzoek waren echter deze sporen reeds bijna geheel verdwenen (vgl.nogVakO/P—6/7). Enkele plekken met verbrande beenderen waren door weersinvloeden uitgespoeld en lieten tot crematiebijzettingen in een urnenveld concludeeren. Scherven, die het vorige jaar nog in vrij groot aantal te vinden waren, (o.a. No 26a-d), bleken thans niet meer aanwezig. Het terrein was intusschen reeds door „liefhebbers” bezocht.

Van den grafheuvel werd één profiel (A) Ndl. langs de middellijn

1) Verslag Asser Museum over 1939, No 7.